Stevig in je schoenen
Onderstaande column verscheen in De Waarheidsvriend van 31 maart 2017.
Het was een kleine belijdenisgroep van drie jongemannen, alweer meer dan tien jaar geleden. Zo’n beetje na de helft van het seizoen kwamen ze anders dan anders de catechisatieruimte binnen. We moesten eens praten, zei er een, die wel vaker het woord deed voor het geheel. Waar ze mee zaten: toen ze aan de belijdeniscatechisatie begonnen, hadden ze het idee dat ze steeds sterker zouden worden in het geloof en steviger in hun schoenen zouden komen te staan. Alsof je in je gympen binnenwandelt en na wat training op bergschoenen verder kunt lopen. Maar hun ervaring was net omgekeerd: alsof de gympen waren vervangen door teenslippers. Ze hadden het gevoel dat ze straks nog op blote voeten verder moesten. Ze vroegen zich af of ze zo wel belijdenis konden doen, want ze ontdekten eigenlijk steeds meer hoe weinig ze te belijden hadden. Dat kon toch niet de bedoeling zijn? Misschien moest er maar een verlengde cursus komen, van twee of misschien wel drie jaar.
Juist die catechisatie was de rechtvaardiging aan de orde: wij staan met lege handen als schuldige mensen tegenover God, maar God spreekt ons toch vrij, alleen vanwege Jezus Christus. Hun vragen vielen op hun plek. Dat we er achter komen dat we niet stevig in onze schoenen staan, hoort er nu net bij. Alles wat we meenden te hebben, wordt ons uit handen geslagen, zodat we alleen Jezus Christus overhouden. Dan maar op blote voeten. Omdat Hij staande bleef, gaan zondaren vrijuit.
Het werd een mooie avond, maar de mooiste avond van het seizoen was het toch niet. Die kwam een week erna, toen ze binnenkwamen met: ‘waar we het vorige week over hadden – vertel dat nu nóg eens!’
Wie belijdenis doet, haalt niet een of ander diploma waarmee een cursus succesvol wordt afgesloten. Je staat op blote voeten met lege handen je afhankelijkheid te verklaren. Maar je gelooft dat Jezus Christus je niet laat staan.
L.S.
vrijspraak is: het ten laste gelegde is niet gedaan althans niet bewezen, of het is niet strafbaar gesteld in de wet. Van vrijspraak van wie ook van ons in onze relatie met de Heere kan zodoende geen sprake zijn. Integendeel, het zal niet in geschil zijn, dat ieder van ons eigenlijk zijn/haar veroordeling volledig heeft te erkennen en heeft te onderschrijven.Maar wat wel geschiedt is, dat gratie wordt verleend. Gratie, verleend door de Koning, Die daartoe alleen en alle bevoegdheid heeft, en daarin algeheel vrij is; naar de Grondwet van Zijn koninkrijk.
Vriendelijke groet,
Thomas Jacobsen