In vier afleveringen reageerde Bert Loonstra op mijn boek Lezen en laten lezen (grappig genoeg: ongeveer tegelijkertijd met mijn bespreking van zijn boek op dit blog). Graag ga ik op zijn reactie in. Loonstra leest nauwkeurig, vertekent mijn positie niet, en denkt eerlijk en kritisch met me mee. Zoals hij in een van zijn blogs schrijft: dat is nodig om allerlei vormen van polarisatie te boven te komen. Dat willen we allebei, al zijn we het op punten niet eens.
Loonstra heeft zijn reactie helder ingedeeld, zodat ik er hieronder in drie punten op in kan gaan. Samengevat komt het volgens mij hier op neer. Het verschil lijkt me dat waar ik gelovig, existentieel omgaan met de Bijbel bepleit (waarbij je innerlijk leeg wordt en Gods Geest in je laat werken), Loonstra het belang van culturele verschillen, rationele verantwoording en hermeneutische competentie naar voren brengt.
Hermeneutische competentie
Loonstra noteert dat ik hermeneutische sensitiviteit (gevoeligheid) de voorrang geef boven hermeneutische competentie. Hij wil ze beide hebben, en maakt de vergelijking met muziek: de gevoeligheid wordt door competentie alleen maar bevorderd. Dat is natuurlijk zo. Ook ik ben van harte vóór vakmanschap, bijvoorbeeld op exegetisch gebied. Hopelijk heb ik er iets van laten zien in mijn exegese van 1 Petrus 3 in mijn boek en van 2 Korinthe 3 in mijn reacties op Loonstra. Dus als het Loonstra er om gaat dat theologen hun werk moeten doen, zal ik de laatste zijn om dat te ontkennen.
Loonstra bedoelt echter nog iets meer. Er is volgens hem competente hermeneutische reflectie nodig, bijvoorbeeld op het thema aanvechting en op de relatie Oude en Nieuwe Testament. Daarvoor is een hermeneutische theorie noodzakelijk, volgens Loonstra. Het eenvoudige antwoord daarop zou kunnen zijn, dat mijn hele boek zelf ‘een kleine hermeneutiek’ (p. 14) is, en dat ik dus instem: hermeneutiek is nodig.
Toch is dat nog iets te makkelijk. Loonstra en ik zijn het namelijk op het volgende punt niet eens. Loonstra benadrukt een theorie die een rationele verantwoording biedt van de praktijk van het omgaan met de Schrift, maar die zelf – als verantwoording – buiten die praktijk staat. Daar scheiden onze wegen, want ik denk deze theorie-buiten-de-praktijk niet past, juist omdat het om de Schrift als het levende Woord van God gaat. Over het belang van theologisch goed je werk doen zijn we het eens, maar wat is het werk van de theoloog? Met Luther zeg ik dat je geen theoloog wordt door lezen en rationeel speculeren, maar door te leven, dat is te sterven en God aan je te laten handelen. Die subjectswisseling is waar het mij in mijn boek om gaat: God is aan het werk, en al ons omgaan met de Schrift dient in dat licht te staan. De ervaring die we met de Schrift opdoen, onze ‘competentie’, bestaat dan ook in twee dingen. Allereerst leren we (en dit is opnieuw Luther) dat we de theologie nooit onder de knie krijgen, dat we niet weten. We worden leeg voor God, en zo worden we ontvankelijk voor het evangelie. Ten tweede leren we voortdurend wat we al weten. We weten dat God trouw is en goed, maar telkens opnieuw leren we de grondwaarheden van het evangelie. Als we al over ‘competentie’ zouden willen spreken, geldt: ‘onze bekwaamheid is uit God’ (2 Kor. 3:5); we zijn en blijven ontvangers (1 Kor. 4:7).
Theologisch gesproken zeg ik met het bovenstaande: de theologische hermeneutiek kan niet bestaan zonder de overtuiging dat de levende drie-enige God er is, dat wil zeggen: handelt. Anders gezegd: geen hermeneutiek zonder rechtvaardigingsleer.
Loonstra is mij te optimistisch over rationele theorieën en modellen. Met een knipoog: ik zou wel willen dat hij zijn scherpe cultuurkritische benadering losliet op de behoefte aan rationele theorieën… In mijn boek bied ik een kritiek op het moderne rationalisme dat volgens mij de gelovige omgang met de Bijbel bedreigt.
Vooronderstellingen
In zijn derde blog benadrukt Loonstra het inzicht uit de moderne hermeneutiek dat het verstaan van de Bijbel altijd mede bepaald wordt door de cultuurhistorische context van de verstaander. Daar moeten we ons rekenschap van geven, volgens Loonstra. Uiteraard ben ik het daar mee eens. De vraag is alleen, hoe we dat doen en welk gewicht we aan culturele contexten toekennen. Loonstra stelt: ‘Ook de Bijbel getuigt van een cultuurhistorische verstaanshorizon die als zodanig niet normatief is.’ Vervolgens moeten we de betekenis in de oorspronkelijke context verbinden met onze eigen context. En daar begint het voor mij problematisch te worden: Loonstra zegt wel dat we ons voortdurend bewust moeten zijn van onze eigen culturele vooronderstellingen en van die in de Bijbel. Maar het eigene van een culturele context is dat je er niet even uit kunt stappen. Nam Loonstra de culturele bepaaldheid van ons kennen nog maar serieuzer dan hij nu doet! Omdat wij niet uit onze culturele context kunnen stappen, kunnen we dus ook niet een cleane, rationele vergelijking maken van onze cultuur en de cultuur in / achter de Bijbel. Methodes en modellen schieten hier tekort. Ook kunnen we de Bijbelse bedoeling niet gemakkelijk uit de culturele context pellen, zodat we een soort ‘zuivere’ kern overhouden. Op dit punt zou ik de (post)moderne hermeneutische inzichten dieper willen verwerken dan Loonstra doet. Loonstra vindt dat culturele vooronderstellingen niet moeten worden genegeerd. Terecht, hoewel het ook wel een beetje een open deur is. Volgens mij neem ik culturele vooronderstellingen zeker niet minder, misschien juist wel meer serieus dan Loonstra doet. Zo serieus, dat ik denk dat we er op de manier van een vergelijking van culturele achtergronden niet gaan komen. Onze eigen cultuur krijgt dan immers al snel de prioriteit.
Hiermee herhaal ik eigenlijk wat ik in mijn boek al schreef:
Wie de bijbeltekst allereerst in termen van afstand beschrijft, moet daarna proberen de afstand te overbruggen en een verbinding tot stand te brengen. Ook die poging tot verbinding is overigens cultureel bepaald. Het probleem is dat het denken in termen van ‘afstand’ abstraheert van de concrete levenservaring. […] Het is beter, existentieel afgestemd te raken op het evangelie en op de sprekende God zelf. We lezen de Schrift niet in afwezigheid van God, maar in zijn aanwezigheid. De grootste kloof, die er werkelijk toe doet, is in Christus overbrugd. Wij mensen, van alle tijden en plaatsen, staan aan dezelfde kant van de kloof en geen knappe hermeneut kan de kloof oversteken. […] Voor de culturele afstand betekent dit dat die zowel veel kleiner is als veel groter dan gedacht. Veel kleiner, omdat in Gods perspectief de culturele afstand tussen mensen van de eerste eeuw en die van de huidige eeuw wel eens mee kon vallen, wat wij verlichte mensen ons ook verbeelden. Veel groter, omdat wij ons niet zomaar aan onze eigen cultuur kunnen ontheffen om een verbinding te leggen met een andere cultuur. Op existentieel niveau bevinden wij ons in dezelfde situatie als de mensen daar en toen: wij moeten sterven, wij zijn zondaars, Christus is onze enige hoop. Op andere niveaus is de afstand veel groter en anders groter dan wij kunnen bedenken. (P. 177-178)
Uiteindelijk is Loonstra’s voortdurende accent op de cultuur me te weinig theologisch: wat doet het er voor de afweging van de verschillende culturele achtergronden eigenlijk toe of we het over de Bijbel hebben of over een ander boek? Of God leeft of niet? Uiteraard wil Loonstra eerbiedig omgaan met de Bijbel en gelooft hij in de levende God. Maar ik zie niet hoe dat inhoudelijk verschil maakt voor de vergelijking van culturele contexten. In mijn boek waag ik juist een poging om een voluit theologische hermeneutiek te bieden.
Loonstra wijst er op dat mijn inzet bij de triniteitsleer en bij Gods bewogenheid ondenkbaar is zonder theologische ontwikkelingen in de afgelopen tweehonderd jaar. Dat is zeker zo, maar wat is daar problematisch aan? Ik ontken niet dat mijn positiekeuze historisch bepaald is, zoals elke positiekeuze altijd historisch bepaald is. Ik breng die historische bepaaldheid alleen niet in mindering op de waarheidsclaim van wat ik naar voren breng, omdat waarheid geen onhistorische, abstracte grootheid is; Jezus Christus is de waarheid in persoon, en Hij is bij ons, gisteren, heden en voor altijd. Aan die waarheid probeer ik, met de beperktheid van mijn verstaanshorizon, theologisch recht te doen.
Al met al ben ik dus zozeer onder de indruk van de culturele bepaaldheid van elk standpunt, dat ik veel minder dan Loonstra de behoefte heb om via een vergelijking van culturele contexten oplossingen te vinden.
Een synthese?
In zijn laatste blog doet Loonstra een voorstel om zijn en mijn benadering met elkaar te integreren. Hij stelt voor om in drie ronden te lezen: (1) onbevangen, luisterend naar God die spreekt; (2) je verplaatsen in de eerste hoorders, rekenschap geven van toenmalige culturele context; (3) de leeservaringen van (1) en (2) met elkaar verbinden. De bedoeling is dat door oefening deze drie leesmomenten hoe langer hoe meer in elkaar zullen schuiven.
Hoe sympathiek het ook klinkt, dit voorstel lijkt mij toch geen goed idee. De eigenlijke beslissing valt namelijk in het derde moment, dat er vooral in bestaat dat culturele contexten met elkaar verbonden worden. Dat is me te formeel, en zoals ik hierboven schreef: het lijkt me aan die culturele contexten te weinig recht te doen. Uiteindelijk draait Loonstra’s benadering voortdurend om culturen: serieus nemen van culturele contexten, vergelijken daarvan, en uiteindelijk een afweging maken. Die benadering is me te weinig kritisch op onze cultuur en onze ervaring.
Het belangrijkste bezwaar is echter: gelovig / bevindelijk / existentieel met de Bijbel omgaan laat zich niet reduceren tot een fase in het verstaansproces. Het gaat immers niet om een gevoelsmatige of naïeve lezing, zoals Loonstra lijkt te veronderstellen, waarna je het vakwerk kunt gaan doen. Het gaat erom dat we de Bijbel niet lezen in de afwezigheid van de levende God, maar in zijn aanwezigheid. Met heel ons leven staan we voor de levende God. Waarheid is geen uitkomst van een rationele puzzel of een hermeneutisch verbindingsproces, maar Jezus Christus is in persoon de waarheid. En Hij is door zijn Geest bij ons.
Ten slotte
Het lijkt me winst dat Bert Loonstra en ik van gedachten hebben kunnen wisselen. Ik vind dat hij dat op een open en faire manier heeft gedaan, en ik hoop dat van mijn bijdragen hetzelfde geldt. Ik heb gezien dat hij op zijn blog nog gereageerd heeft op mijn serie van vijf blogs over zijn boek, maar daar zal ik niet meer publiek op reageren. Dan wordt het een beetje te veel, denk ik. Wat mij betreft is daarmee het gesprek niet ten einde, maar juist mooi op gang gebracht. Alleen hoeven de lezers van onze respectievelijke websites zich er even niet meer mee bezig te houden.
Ik heb met interesse dit blog en het blog van Bert Loonstra gevolgd. Het is inderdaad een begin en dat het gesprek verder moet. Jammer dat u het dan niet meer publiekelijk op Loonstra reageert.
Leul bericht