Onbezoldigd predikant
Hieronder mijn column in het Reformatorisch Dagblad van 17 januari 2012.
Op het eerste gezicht lijkt het prachtig, de figuur van de onbezoldigde predikant. Een uitkomst voor gemeenten die financieel krap zitten. En was Paulus ook geen tentenmaker? De Bond van Nederlandse Predikanten (nee, ik ben geen lid) klaagt wel over het effect op de ‘kerkelijke arbeidsmarkt’, maar dat klinkt wel heel defensief, en niet principieel.
Toch zijn er, juist uit principieel oogpunt, wel kanttekeningen te plaatsen bij het fenomeen van de onbezoldigde predikant, met alle respect overigens voor de collega die deze stap zet. Allereerst is elke predikant in principe onbezoldigd. Hij krijgt immers geen loon, maar traktement (leefgeld). Hij is niet in dienst bij de gemeente, maar wordt door de gemeente onderhouden zodat hij zich onafhankelijk geheel op zijn levensroeping kan richten: de verkondiging. Misschien ben je nóg onafhankelijker als je geheel geen traktement aanneemt, al hangt het er wel van af wat je er naast doet. De predikant die ook ondernemer is in bouwmaterialen, komt in een lastige situatie als een zusterkerk waar hij geregeld preekt wil gaan verbouwen. Daar kun je integer mee omgaan, hoe lastig dat ook is. Maar het eerste belang van een dienaar van het Woord blijft toch de verkondiging.
Het belangrijkste principiële punt is dan ook de klassieke overtuiging dat de dienst van het Woord je hele leven opeist. Dat staat onder druk bij predikantschap als een onbetaalde bijbaan. Daarbij gaat het niet zozeer om het onbetaalde, als wel om de bijbaan. Paulus was tentenmaker, maar slechts in zoverre als echt nodig was; zijn hoofdtaak bleef de verkondiging van het evangelie. De aard van de evangelieverkondiging roept er om, de hoofdtaak te zijn. In hetzelfde hoofdstuk waar Paulus schrijft dat hij afziet van zijn ‘recht’ om zich te laten onderhouden door gemeenten, 1 Kor. 9, roept hij uit: ‘wee mij als ik het Evangelie niet verkondig!’ Die gedrevenheid is voor mij moeilijk voorstelbaar als iets erbij, in kleine deeltijd.
Anderzijds is het voor gemeenten een eer dat ze een predikant mogen onderhouden. Direct roepen de financiële mensen dat budgetten krapper worden en beginnen ze over arbeidsmarkt en dergelijke. De principiële vraag is echter, of we de verkondiging van het evangelie zo belangrijk vinden, dat het ook wat mag kosten. Waar die bereidheid verdwijnt, krimpt de kerk toch wel verder. Dat is een geestelijk probleem. In het buitenland zijn gemeenten met veertig leden die een predikant onderhouden. Goed, die predikant moet er soms wat naast doen, maar zijn hoofdtaak blijft de verkondiging. Ook voor missionaire werkers en ’tentenmakers’ zal dat gelden.
Sympathiek initiatief dus, die onbezoldigde predikant, maar verstandig dat de PKN er verder op wil studeren.
Goed artikel, helder. Je schrijft o.a. “Daarbij gaat het niet zozeer om het onbetaalde, als wel om de bijbaan” en “Die gedrevenheid is voor mij moeilijk voorstelbaar als iets erbij, in kleine deeltijd”. Op zich ben ik het daar helemaal mee eens. Maar ik vroeg mij af of je de stelling ook zou kunnen verbreden – is het springende punt dan niet dat het predikantschap zich slecht in deeltijd laat uitoefenen, of je dat nu bezoldigd of onbezoldigd combineert met bankdirecteurschap, ouderschap, of een andere “wereldljke” functie. M.a.w. is het deeltijdaspect in jouw redenering niet belangrijker dan het al dan niet bezoldigd zijn? Of nog anders: is deze “rel” (mijn woordkeuze) soms de onbetaalde rekening van het toestaan van deeltijdfuncties? Of vind je dat te kras? Nogmaals: met de strekking van je artikel ben ik het zeker eens. En ’t is belangrijk voor de toekomst!
Geachte ds.Huijgen, ik ben het volledig eens met uw uiteenzetting over de onbezoldigd predikant. Dit gaat mijns inziens in de praktijk niet goed werken.
De noodzakelijke bestendige gedragslijn van herder zijn voor de gemeente, en de volledige toewijding die daarmee gepaard moet gaan, zal op deze manier niet goed tot zijn recht kunnen komen.
Tenslotte vind ik het, hoe goed bedoelt wellicht, ook een beetje een degradatie inhouden van het ambt van predikant. Dat moeten we niet willen, daar gaan we geen goede kant mee op.
Met hartelijke groet,
Jaap Vermeer
Dank voor de reacties. @wldekker: ja, het gaat me vooral om de kleine deeltijd c.q. om roeping. Financiële kwesties zijn daaraan ondergeschikt, zou ik zeggen. Opvallend dat dat in de berichtgeving wat onderbelicht bleef.
@JaapVermeer Ja, het gaat om volledige toewijding. Of degradatie het punt is, vraag ik me af. Het gaat niet om een bepaalde status of iets dergelijks, maar om de manier waarop de inzet gestalte krijgt.