Omdat ík het zeg?
Gezag en gedrag in onderwijs en samenleving
Dames en heren,
Hartelijk dank voor uw uitnodiging om te spreken over gezag.
Maar wie ben ik eigenlijk om tegenover u een verhaal af te steken over gezag? Ik denk dat u vanuit uw praktijk, uw levensgeschiedenis en uw natuurlijke behoefte tot zelfontplooiing er eigenlijk meer van af weet dan ik, als u zich daar voor inspant. Dus als we nu even wat groepjes maken, u deelt ze zelf wel in, en u overlegt er over (wijs zelf even een gespreksleider aan), komen we daarna samen om standpunten uit te wisselen. Ga ik intussen mijn facebookpagina even bijhouden.
Vooruit, een beetje flauw is het wel, maar dit is zo ongeveer de manier waarop volgens velen het onderwijs idealiter wordt ingericht. Geen leraar met autoriteit en gezag vanwege zijn kennis van zaken, maar een coach die het proces begeleidt, en die daarom voor pubers is wat de leidster op de peuterspeelzaal is.
Nu is het heel gemakkelijk om daar een beetje schamper over te doen, het af te serveren en over te gaan tot de orde van de dag. Dat is wat mij betreft vanochtend niet de bedoeling. Graag haal ik met u enkele lijnen uit de Bijbel over gezag (vooraf: daar zal weinig nieuws bij zijn), en probeer met u wat ik beschouw als de gezagscrisis in onze samenleving te peilen. Vervolgens poog ik dat toe te passen op het onderwijs.
1. Bijbelse lijnen
Bij ‘gezag’ denken we direct aan het vijfde gebod: eer uw vader en uw moeder. Paulus haalt dat ook aan in Efeze 6, dat we samen lazen, als het eerste gebod met een belofte, dus iets positiefs.
“Kinderen, wees je ouders gehoorzaam.” Gehoorzaam aan het gezag. Hetzelfde wordt in vers 5 tegen slaven gezegd – en direct gaan onze moderne alarmbellen rinkelen. Worden hier the powers that be niet van een legitimatie voorzien, leidt dit niet tot kadaverdiscipline, worden mensen hier niet geknecht en onderdrukt? Legitimeert de Bijbel slavernij en staat slavernij op één lijn met het gezag tussen ouders en kinderen?
Nou nee. Paulus zegt ook een heel aantal dingen die de slavernij van binnenuit bekritiseren: in Christus is noch slaaf noch vrije. Denk aan wat hij aan Filemon schrijft over Onesimus: een weggelopen slaaf die dus de doodstraf verdiend had. Ontvang hem als een broeder, schrijft Paulus. Legitimatie van de status quo – nee, dat niet. Maar ook geen revolutie, althans niet op de manier die deze wereld een revolutie pleegt te noemen. De slaven moeten zich gedragen als ‘slaven van Christus’ (vers 6). Daar wordt alles anders van!
Anderzijds wordt van vaders en van heren gevraagd dat ze verantwoordelijk met hun gezag omgaan, in het besef dat zij onder het gezag van God staan. Gezag heeft dus te maken met hiërarchische verhoudingen, uiteindelijk staan wij allen onder God.
Dat kunnen we verstaan in het licht van Efeze 3, waar wordt gezegd dat alle vaderschap (3:15) in hemel en op aarde (vaderschap is betere vertaling dan ‘geslacht’) naar God is genoemd – van Hem is afgeleid. Niet direct, maar in naam; niet reëel maar formeel. Dat wil zeggen: elke vorm van gezag verhoudt zich tot het gezag van God, zij het niet zo dat je er een directe goddelijke legitimatie aan kunt ontlenen. Dat gebeurt helaas nog maar al te vaak, en dan wordt het eng: God wil het wánt ik wil het. Nee, het functioneert juist kritisch: echte legitimatie van gezag vindt plaats voor Gods aangezicht. Gedragsdragers hier en nu kunnen zich niet zomaar op goddelijke legitimatie beroepen, maar Gods autoriteit vormt een kritische instantie waaraan het gehalte van gezagsdragers zich laat meten.
Het is opvallend dat direct aansluitend aan de pericoop over gehoorzaamheid aan het gezag Paulus spreekt over geestelijke strijd. Let wel: strijd tegen de overheden, machten, wereldbeheersers van de duisternis. Daar gaat ten minste de suggestie van uit dat je ofwel het gezag eerbiedigt, als gezagsdragers of als ondergeschikte, op de manier waarbij je beseft dat God boven je staat, óf dat je aan de machten bent overgeleverd. Dat laatste zien we dan in onze tijd.
Maar voordat we daarop ingaan, laat me eerst in het algemeen wijzen op gezag in leercontexten. Vooral in de wijsheid kom je de verhouding tegen van de wijsheidsleraar als vader en de leerling als zoon (begin van het Spreukenboek). Hét onderwijsideaal van de Bijbel vind je in het Spreukenboek.
De wijze, de leraar, is ouder dan degene die onderwezen wordt. De leerling wordt ingeoefend in een traditie van kennis en wijsheid.
Veel dingen lijken op het eerste gezicht aantrekkelijk: de vreemde vrouw, maar ook de rijkdom, macht en dergelijke. De Spreukendichter deconstrueert ze als het ware door te laten zien waar ze toe leiden. Daarin komt het gezag van de wijsheidsleraar tot uitdrukking: hij weet meer en overziet meer dan de leerling, en wijst de weg door op consequenties te wijzen. Enkele voorbeelden:
- De vreemde vrouw, “haar voeten dalen af naar de dood” (Spr 5:5).
- Spr 15:27 Wie op winstbejag uit is, stort zijn huis in het ongeluk.
- Daarom: Spr 3:1vv “Mijn zoon, vergeet mijn onderricht niet, en laat je hart mijn geboden in acht nemen, want lengte van dagen en jaren van leven en vrede zullen ze voor jou vermeerderen.”
Een ander voorbeeld van gezag, uit de Thora, waar kinderen worden ingeoefend in de traditie.
Deut. 6:20v: “Wanneer uw zoon u morgen vraagt: wat zijn dat voor getuigenissen, verordeningen en bepalingen die de HEERE, onze God, u geboden heeft? Dan moet u tegen uw zoon zeggen: wij waren slaven in Egypte, maar de HEERE heeft ons met sterke hand uit Egypte geleid.”
Hoor de overgang van ‘u’ naar ‘wij’: het kind wordt meegenomen in de traditie van Israël. Die geschiedenis is zijn geschiedenis, het kind staat in breder verband, van het gezin en van het volk, van de geschiedenis. Dat is wezenlijk voor de God van Israël: Hij is de God van de geschiedenis, in tegenstelling tot andere goden uit het oude oosten, die wel een ruimte innamen, konden worden afgebeeld, maar die niet in de geschiedenis handelen.
Door middel van onderwijs, rituelen, wordt het kind verteld wat er van de grootste waarde is in de geschiedenis en voor het heden. Kinderen wordt geleerd te vragen, ook bij Pascha: Ex 12:26: “Als uw kinderen tegen u zullen zeggen: wat betekent deze dienst voor u? Dat u moet zeggen: dit is een Pascha-offer voor de HEERE.” Die kinderen bedachten de vraag niet zelf, ook die was voorgegeven. Het onderwijs gaf een antwoord op een vraag die het kind zelf niet stelde, maar aangeleerd kreeg.
Gezag van ouders en onderwijzers dient om in te oefenen in de waarheid. Die staat op het spel. Het kind is onervaren, bovendien niet van nature goed, en moet dus geleerd worden.
In deze setting ontstaat dan ook een complete leer- en leescultuur. Ik heb de wijsheid aangehaald, de Thora, dan nu ook de Psalmen. De eerste Psalm zet de toon: welzalig de man die de wet van de HEERE dag en nacht overdenkt. Lezen en leren.
Vanzelfsprekend leggen gezagsdragers in deze setting hun wil op het kind. Er wordt gedisciplineerd, en wie het gezag verwerpt, betaalt daarvoor een hoge prijs. De prijs van de dwaas die alles verspeelt (zo de wijsheidsliteratuur), maar in de wet zelfs: de prijs van zijn leven. In Deut. 21:18vv wordt de doodstraf voorgeschreven voor de weerspannige zoon. Zó is het vandaag zeker niet de bedoeling – het voert nu even te ver om dat helemaal te belichten, maar het algemene beeld lijkt mij duidelijk.
2. Huidige tijd
Als je deze Bijbelse lijnen in gedachten houdt en een stap zet naar de huidige tijd, kom je in een andere wereld terecht. Wij ademen deze lucht allemaal in, en krijgen er allemaal wat van mee. Ik noem een aantal tendensen:
1. Deconstructie van gezag en gezagsdragers.
Dat gebeurt op een aantal manieren. Je kunt denken aan de integriteit van gezagsdragers die geregeld ter discussie staat. Denk aan het misbruikschandaal in de rooms-katholieke kerk, waarmee de kerk als gezagsdrager aan de schandpaal wordt genageld. Misbruik kwam in katholieke internaten niet significant meer voor dan in andere internaten, schrijft Deetman in zijn rapport, maar dat gegeven wordt vergeten. Natuurlijk wil ik het niet bagatelliseren, het is vreselijk en het moest in kerkelijke internaten juist veel minder voorkomen dan in andere.
Gezagsdragers ondermijnen hun eigen gezag: denk aan de captains of industry, die ook een moreel voorbeeld van goed ondernemerschap zouden kunnen geven, maar die zich – in de beeldvorming althans daargelaten – kenmerken door ‘exorbitante zelfverrijking.’ Bankiers. Politici worden ‘zakkenvullers’ genoemd. Het is de vraag of het altijd waar is of dat het een kwestie van beeldvorming is, maar zó staat het er wel voor.
Nadat leraren en politici van hun gezag waren ontdaan, is het nu sinds enige tijd de beurt aan rechters en wetenschappers. Telkens gaat het om integriteit (Diederik Stapel) en politisering van standpunten (Donner en de Hoge Raad). Ronald Plasterk zei laatst in een interview in Elsevier dat hij een blauwe maandag economie had gestudeerd. Toen hij er echter achter kwam dat de hoogleraar van de PvdA wat anders zei dan die van de VVD, was hij er maar snel mee gestopt.
Instituten en gezagsdragers moeten het ontgelden. De PVV is er een meester in om hierbij het voortouw te nemen (en bijvoorbeeld een benoeming voor de Hoge Raad te blokkeren, of de Koningin te politiseren); GeenStijl bracht mede Ella Vogelaar ten val.
2. Individualisme, zelfontplooiing, authenticiteit
Mensen willen zichzelf niet meer verstaan als deel van een groter geheel, maar als individu. Ik geef mijn eigen leven vorm en moet mezelf kunnen ontplooien. Niemand moet me daarbij in de weg zitten.
Verbanden als gezin, school, stad, samenleving worden dan problematisch. Ze laten zich enerzijds niet ontkennen, maar anderzijds worden ze vooral als beknellend ervaren. Het is onloochenbaar dat ieder mens ter wereld komt in een netwerk van relaties, in een familie en in een geschiedenis die gaande is. Die mens als louter individu benaderen is een geweldige abstractie van de concrete levensgeschiedenis. Wij leven in een tijd en op een plaats, binnen een netwerk van relaties. Waar dat wordt erkend, heeft gezag een natuurlijke, ordende plaats: vader in het gezin, leraar voor de klas, de burgemeester in stad of dorp. Maar waar louter individuen zijn, wordt de grote vraag waarom die ander eigenlijk iets te zeggen zou hebben over mijn leven. (Daarom mag de SGP zich nog eens afvragen hoe principieel haar ijver voor een leefvormneutrale belasting eigenlijk is…)
Paradoxaal genoeg neemt de roep om gezag wel toe, maar dan voor anderen, zodat ik mijn levensruimte nog beter kan afbakenen. Exemplarisch is voor mij het liedje waarmee de Postbank jaren geleden reclame maakte: “15 miljoen mensen op dat hele kleine stukje aarde, die schrijf je niet de wetten voor, die laat je in hun waarde.” Dus als je mensen echt in hun waarde laat, is er geen wet. Het ideaal van de Franse Revolutie: ni Dieu, ni maître. Nou, juist omdat dat stukje aarde zo klein is, heb je wetten nodig, zou ik zeggen.
Die zelfontplooiing waarvoor ieder individu de ruimte moet krijgen, is zelf een problematisch begrip. De geïmpliceerde metafoor is die van plooien die er uit gehaald worden, waardoor het geheel zich verder uitstrekt. Ontwikkeling dus. Maar waar naartoe? Wanneer doe je het goed of slecht? It’s up to you!
Alleen zelf kun je uitmaken wat van waarde is, niemand anders mag dat ook voor jou doen. En zo ontstaat wat Charles Taylor de ‘cultuur van authenticiteit’ heeft genoemd. Het kind moet een authentiek mens worden door zichzelf te ontplooien. Nog altijd heeft dit een leeg midden: er is niet ‘iets’ dat je authentiek zou moeten worden, geen norm of centrale waarde.
3. Idealisering van het kind
Tegenover de deconstructie van gezag (en gezagsdragers) staat de idealisering van het kind als onschuldig, creatief wezen. Als het zijn natuurlijke aanleg maar kan ontplooien, komt het helemaal goed. Externe invloeden moeten zo veel mogelijk buiten worden gehouden ten dienste van de zelfontplooiing tot authenticiteit. Kindermisbruik is het allerergste in onze maatschappij en pedofielen zijn de grootste misdadigers. Ik ben het er van harte mee eens, maar ik noem het ter illustratie van het beeld van het engelachtige kind.
Frank Furedi merkt in zijn boek Wasted (vertaald als De terugkeer van het gezag) op: “Vanuit dit standpunt gold de uitoefening van gezag thuis en op school meer en meer als een potentieel probleem, aangezien het een obstakel kon zijn voor de spontane ontwikkeling van kinderen.” (126). Vandaar de aanval op traditioneel onderwijs.
Wanneer het kind inderdaad zó Einstein-achtig is als wordt beweerd, kan en moet de leraar ook terugtreden en het kind zelf laten leren waar het aan toe is – het kind kan zelf het best de ideale weg bepalen. De leraar legt zich vooral toe op steun en emotionele support zodat de goedwillende en goedbedoelende leerling uiteindelijk keurig op D66 of GroenLinks gaat stemmen.
Tot mijn verbazing komt het overdreven positieve beeld van het kind niet enkel in die kringen voor. In Alle aandacht, een boekje over preken voor kinderen en jongeren (overigens een mooi boekje!), las ik: “De puber die schijnbaar ongeïnteresseerd voorovergebogen in de bank hangt, kan soms van ontroerende betrokkenheid blijk geven.” (p. 17).
Natuurlijk stuit dit pedagogisch pelagianisme op de harde realiteit. Kinderen zijn van nature niet goed. Ze grijpen uit zichzelf niet naar Guido Gezelle maar naar games. Maar welke volwassenen komen deze kinderen tegen?
4. Crisis van volwassenheid
In onze cultuur is niet langer de volwassenheid het ideaal, maar jeugd. Niet eerder zo vertoond in de geschiedenis van de mensheid. Laat me de kleding als voorbeeld nemen: kinderen willen zich niet kleden als volwassenen, maar volwassenen willen zich vaak kleden als jeugdigen. De Bijbel noemt de grijsheid een kroon, maar jeugdig is de norm in de alomtegenwoordige reclame.
Het wegvallen van hiërarchische verhoudingen in de dominante cultuur maakt dat ouders zich beschouwen als de maatjes van hun kinderen. Die voelen zich vervolgens geregeld bedrogen, omdat ouders wel degelijk gezag en macht uitoefenen over hun kinderen. Maar volwassenen doen nauwelijks moeite meer om kinderen te leiden tot volwassenheid.
Gedrag dat vanouds met volwassenheid en met gezag geassocieerd werd – als zelfbeheersing, verstandige uitwisseling van argumenten, deugdzaam leven –delft het onderspit in het media-geweld van ongeremde emotie. Authentiek is het wel, maar zelfontplooiing? Het hangt er maar van af waarnaartoe. Dat brengt me bij het belangrijkste punt van alle:
5. Waardeloosheid / het lege midden
De zelfontplooiing is richtingloos, er is geen norm, geen waarheid. Dit is postmodernisme in optima forma. Ieder moet zelf maar uitzoeken wat zijn authentieke waarheid is. Maar dat hoeft een ander helemaal niet te interesseren. De waarde van de Westerse cultuur, van geschiedenis, van literaire schoonheid – het wordt allemaal tot een kwestie van smaak.
Goethe zei: “wer nicht von 3000 Jahren sich weiss Rechenschaft zu geben, bleib’ im Dunkeln unerfahren, mag von Tag zu Tage leben.” Maar misschien spreekt wat Kluun heeft gezegd, me wel meer aan. Literaire prijzen? Elitair!
Er is geen groot, verbindend verhaal, en dus moet het onderwijs zich ook maar richten op de instrumentele kant. Geen kennis dus (want welke kennis dan? De discussie raakt direct gepolitiseerd), maar vaardigheden die de leerling zelf kan toepassen. Rekenen en taal zijn dan nog wel belangrijk, maar geschiedenis?
Let wel, dit is de precieze omkering van het Bijbelse beeld. Gezag ontstaat daar waar een oudere, wijzere, een jongere, onervaren en geneigd tot het kwade, wegwijs maakt in deze chaotische wereld. Doel is leven tot Gods eer. Daartegenover staat de authentieke zelfontplooiing. Wanneer lukt die? Bij gebrek aan hogere waarden telt hier de cynische waarde van het getal: als je er veel geld mee verdient, veel aandacht mee genereert, doe je het goed. Onze helden zijn geen filosofen of literatoren (zoals eerder in onze cultuur) maar pophelden, Idols, of zelfs de aso’s van Oh Oh Cherso.
Onze samenleving is leeg als het om dit soort dingen gaat. Als ik ook even authentiek mag zijn: het raakt me diep als ik Ruth Peetoom hoor zeggen dat het CDA meer moet verbinden, maar geen idee heeft wat waarmee verbonden moet worden en waarom?
3. En nu?
OK, en dan ga je als leraar aan de slag in je klas. Wat betekent ‘gezag’ dan concreet? Hoe ga je tegen deze maatschappelijke achtergrond, gehoord de manier waarop de Bijbel spreekt over gezag, aan de slag?
1. De kern van het verhaal
Tegenover het gebrek aan centrale waarden in onze samenleving, vol overtuiging staan voor de waarheid. Het is niet waar dat het niet uitmaakt wat leerlingen meekrijgen. Ze zijn geneigd tot het kwade, maar u krijgt de kans ze de goede weg te wijzen! Gezaghebbend optreden betekent dat je een verhaal hebt, dat je weet wat goed is en fout is – en ja, dat je dat beter weet dan die leerling, daarom wijs je hem en haar de weg. Dat je daarbij zelf niet onfeilbaar bent, uiteraard – maar het ergens over. Het gaat toe naar het Koninkrijk van God, en onze levens gaan ofwel die kant op, óf niet.
Het unique selling point van het bijzonder onderwijs zijn de krachtige waarden, of beter gezegd: de waarheid van het evangelie.
2. Vakbekwaam
Gezaghebbend ben je als je echt wat weet en wat te vertellen hebt (double entendre: ‘wat te vertellen hebben’ betekent immers ook: invloed of gezag hebben). Furedi beschrijft in zijn boek hoe steeds meer energie in het onderwijs is gaan zitten in het zorgen voor het emotionele welbevinden van kinderen. Juist daardoor worden ze steeds onzekerder, want als alle antwoorden goed zijn en er niet één als fout wordt aangemerkt, wat heeft er dan nog waarde? Dus zijn ze aangewezen op andere, subtiele aanwijzingen voor wat er écht goed is.
Zullen we ons niet laten wijsmaken dat het waar zou zijn wat Furedi uit een overheidsdocument opdiept, dat wat voor waar wordt gehouden met het uur verandert? Dat cynisme is de doodsteek voor het gezag van de leraar. Hij vertelt wel hoe het zit, in de geschiedenis of in de wiskunde, maar morgen kan het weer anders zijn. Nee! Bepaalde zaken zijn het waard om onderwezen te worden.
Vakbekwaamheid is nodig – als onderwijzer. Er wordt hoe langer hoe meer benadrukt dat leerlingen op allerlei manieren en in allerlei contexten leren, en dat leren levenslang is en dat dus school niet de enige plek is waar ze leren. Maar leren is niet hetzelfde als onderwijs. Onderwijs richt zich op kennis. Wat mensen verder leren hoeft geen kennis te zijn. En tegen mensen die zeggen dat formele kennis niet meer nodig is in dit informatietijdperk; nogmaals: informatie is nog geen kennis. En hoe meer overload er aan informatie komt, des te meer kennis heb je nodig om je weg te vinden. Formeel onderwijs en kennis zijn broodnodig, juist in het Wikipedia-tijdperk.
De grote vraag is dus: weet je waar je het over hebt, als je het ergens over hebt? Docenten die geen boeken lezen zijn wat mij betreft een contradictio in terminis.
3. Horizon verbreden
De Spreukendichter verbreedt de horizon van de leerling. Kijk, je ziet nu wel iets voor je dat appelleert aan je neiging tot instant-behoeftenbevrediging (eten, macht, rijkdom, seks) – maar kijk eens verder. Gezag functioneert metterdaad waar deze horizonverbreding plaatsvindt. Waar je een leerling een antwoord geeft op een vraag die hij niet stelde, word je al snel voor ouderwets versleten. Maar als je aantoont waarom die vraag wél de moeite waard is (gerelateerd dus aan die waarden waarover we spraken), dan ontstaat dat bijzondere gevoel dat bij écht onderwijs hoort. Het gevoel dat ik had toen mijn leraar Duits besloot dat hij met ons Goethe’s Faust ging lezen en interpreteren. Het gevoel dat je als leraar hebt als je een ingewikkelde kwestie in wiskunde of geschiedenis zó hebt gedoceerd dat het overkomt. Ik denk hier met name aan die vakken die in onze tijd niet zo in tel zijn: literatuuronderwijs, geschiedenis, klassieke talen. Onderwijs dat je uitrukt boven de directe ervaring van het hier en nu, dat je doet beseffen dat je deel uitmaakt van een groter geheel, dat je besef geeft van cultuur. Het ware, schone, goede – dát (waarbij voor het reformatorisch onderwijs nog wel een uitdaging ligt ten aanzien van het schone…).
Waar dit gebeurt, wordt de leraar weer werkelijk cultuurdrager. Dan is ‘gezag’ dus ook echt van een andere orde dan dat je orde hebt in de klas. Dat is een niet onbelangrijke randvoorwaarde. Maar er wordt iets overgedragen, getradeerd, dat niet op een andere manier te verkrijgen was. Natuurlijk had ik Faust kunnen vinden en er wat over kunnen googelen, maar de expertise en bevlogenheid van een klassesituatie zijn niet te evenaren.
4. Identificatiefiguur: integer, authentiek
Dit noem ik als vierde, want als de eerste drie er niet zijn, verwordt dit tot enkel populariteit en past ‘gezag’ er niet bij. Een authentiek christelijk leven, wat is dat nodig voor leerlingen. Merken ze aan u en mij dat wij ons niet laten verblinden door geld en goed, macht en aandacht, de grote ruilmiddelen van onze samenleving? Op dat punt ga ik mee in de huidige consensus: als je niet in praktijk brengt wat je zegt, vervalt je gezag. Natuurlijk, we zijn mensen, gebrekkig, laten we dat dan ook communiceren – maar vervolgens wel er bij leven.
Op dit punt moet de hand in eigen boezem. Ondermijnen we niet het gezag van reformatorisch onderwijs als dé discussies gaan over een legging en over een Herziene Statenvertaling? Weten we nog wel waar het op aankomt, waar het om gaat?
De gezagsvolle leraar is identificatiefiguur. Hopelijk als volwassene. Vrienden hebben ze al wel, ze zoeken volwassenen waar ze tegen op kunnen kijken en van kunnen zeggen: zó wil ik ook zijn.
Ik weet hoe je er tegenop kunt zien aan het begin van weer een nieuw jaar. Maar bedenk eens waar u het voor doet.
Zo hebt u de hoge roeping om leerlingen wegwijs te maken in een chaotische wereld. Leid ze op een pad van licht.