De bekende Amerikaanse schrijver Jonathan Safran Foer heeft een non-fictie boek geschreven over het eten van dieren; het eerste boek dat ik van hem las. Hij betoogt in dit boek waarom hij sinds hij vader werd, besloten heeft om geen dieren meer te eten, dat wil zeggen: vegetariër te worden.
Hoe kom ik er bij om dit boek ter hand te nemen, en er nu zelfs over te schrijven? Mensen die mij kennen, zullen weten dat ik nogal gesteld ben op een goed stuk vlees. Op Twitter werd zelfs gevraagd of die wel voer/Foer voor theologen was en of ik nu vegetariër ben. Een van de redenen waarom ik dit boek heb gelezen, is het feit dat Foer van joodse afkomst is. Ik was benieuwd of dat ook een effect zou hebben op zijn visie op dieren en het eten daarvan.
Argumentatie
Verschillende recensenten hebben opgemerkt dat dit een aangrijpend boek is, en dat het onwaarschijnlijk is dat je na het lezen ervan nog vlees eet. Dat lijkt me een beetje overdreven, al heeft Foer wel een sterk punt. Zeer sterk vond ik bijvoorbeeld zijn opmerking dat iedereen die zich gaat informeren over de manier waarop wij aan ons vlees komen, eigenlijk al wel een horrorverhaal verwacht.
Foer heeft een sympathieke, ingehouden schrijfstijl. Hij geeft lucht aan allerlei relativerende gedachten en mogelijke tegenwerpingen, en daardoor heeft zijn boek niet direct iets drammerigs, hoewel ik wel wat afstompte na de zoveelste beschrijving van dierenleed in de bio-industrie.
Ronduit beklemmend is het beeld dat Foer van het systeem schetst. Wij (of in ieder geval: Amerikanen) zijn steeds meer vlees gaan consumeren, dat relatief steeds goedkoper werd, en dat daardoor steeds meer in de massa geproduceerd moest worden. Dus is de menselijke maat verdwenen, zijn wreedheden aan de orde van dag, en is de milieuschade enorm. Vlees lijkt goedkoop, maar de collateral damage is enorm, is Foers punt. Neem bijvoorbeeld alle graan en maïs die nodig zijn om dieren te voeden; daardoor wordt de prijs van graan en maïs opgedreven, waardoor de armen in de wereld er nog moeilijker aan kunnen komen. Daarnaast is ons vlees hoe langer hoe onnatuurlijker geworden: door de nadruk op productie zijn allerlei natuurlijke kenmerken van dieren weggeselecteerd en andere er voor in de plaats gekomen. Tel daarbij op dat de bio-industrie een broeinest vormt van pathogenen, en er ligt een serieus te nemen argument tegen het eten van dieren.
Foer schetst hoe er ook nog boeren zijn die de menselijke maat willen handhaven en goed voor hun dieren zorgen. Maar Foer vindt hun argumentatie niet goed genoeg. Niet alleen omdat ze zich op de markt nauwelijks kunnen handhaven, maar omdat ze uiteindelijk toch bezig zijn met het pijnigen (brandmerken) en  doden (de gruwelen van het slachthuis) van dieren voor consumptie. Wij kunnen prima zonder, zegt Foer. Gesteld voor de keuze tussen een strikt biologisch dieet of een vegetarische levensstijl, kiest Foer dus voor de laatste. Dierenrechten, meer dan dierenwelzijn.
Feitelijk valt Foer de argumentatie van PETA bij, zoals ook blijkt uit vele van de eindnoten – met dit verschil dat Foer niet voor een veganistisch, maar wel voor een vegetarisch menu kiest. Dat laatste is wat inconsequent, maar wat mij betreft tast het eerste (het leunen op PETA voor argumenten) de geloofwaardigheid van Foers boek wel aan. Deze club dierenactivisten staat nu niet om hun genuanceerd en vredelievend karakter bekend. Maar goed, ik  concentreer me hier op Foers argument.
Veel van de praktische argumenten van Foer val ik bij: het milieu, dierenwelzijn, voedselprijzen, pathogenen: het zijn allemaal argumenten specifiek tegen de bio-industrie. Maar tegen het eten van dieren als zodanig zijn slechts het argument van het doden van een levend wezen, en het argument van dierenrechten lijken mij niet sterk. Ik kom daar hieronder op terug.
Joodse elementen van denken
Het ging mij allereerst om Joodse vormen van denken tegen te komen, of een nieuwe blik op de spijswetten in de Mozaïsche wet, die ik hoe langer hoe fascinerender vind. Maar eigenlijk vond ik het boek op dit punt tamelijk teleurstellend. Geregeld verwacht je dat Foer uit gaat pakken over de Joodse traditie, maar dan blijft het toch wat achterwege. Wat was er dan wel te vinden?
1. Gemeenschap. Eten is een sociaal gebeuren. Foer schrijft met liefde over zijn grootmoeder die de Holocaust overleefde en sindsdien wilde dat iedereen veel zou eten. Hij schrijft over de kalkoen op Thanksgiving, dat typisch Amerikaanse feest dat Europeanen maar zo moeilijk kunnen inleven. Maar volgens hem kunnen er nieuwe tradities groeien, waarbij we geen dieren meer hoeven te slachten. Dat is op zichzelf waar, maar ik had gehoopt wat meer te lezen over de Joodse rituelen die nu eenmaal met het eten van vlees verbonden zijn, zoals Pesach, de offervoorschriften en dergelijke.
2. Dierenwelzijn. Foer bespreekt het koosjer slachten, waarbij er expliciet aandacht voor is dat het leven van een levend wezen wordt beëindigd. Maar merkwaardig genoeg heeft hij geen koosjere slager bezocht. Ik ben benieuwd of dat zijn beeld had kunnen veranderen. Ergens in het boek merkt Foer wel op dat de Bijbel geen afzonderlijke woord voor ‘dier’ kent. Maar dieper gaat de bezinning niet.
3. Bevrijding. Foer vertelt dat bij de laatste Pesach niet meer de gefilte fish het stralend middelpunt was, maar ze vertelden er wel verhalen over.

Aan het verhaal van Exodus – dat magnifieke verhaal over de totaal onverwachte manier waarop de zwakken het winnen van de sterken – werden nieuwe verhalen over de zwakken en de sterken toegevoegd. (208).

Ik vond het een typerende zin. Eigenlijk staat Foer voor een bevrijding van de dieren, de zwakken, zoals in Egypte de Joden, tot dan slaven, werden bevrijd. Ik vind het stuitend dat hier het verschil tussen mens en dier zodanig wordt gerelativeerd, dat de mens eigenlijk niet veel meer is dan een sterk dier. Met andere woorden: juist de relativering van de humaniteit, danwel de humanisering van het dier, moet het pleit beslechten.
Naar mijn gedachte moet niet een relativering van de humaniteit, maar juist een Bijbelse stellingname vanuit de ware humaniteit hier de doorslag geven. Bij het mens-zijn zoals God dat leert, hoort de toestemming om dieren te consumeren, maar dat gebeurt wel met groot respect voor het leven van het dier. Het bloed moet worden opgevangen, want het bloed is het leven, en het leven behoort aan God (Genesis 9). En boeren dienen goed voor hun dieren te zorgen (Ex. 20:10, Deut. 22:6,7).
Op deze basis lijkt me een vegetarische levensstijl een mogelijkheid, maar zeker geen gebod – wat Foer er wel van maakt. Belangrijker is dat we ons richten op dierenwelzijn, en op een verantwoorde consumptie van vlees. Daartoe helpt het volgens mij wel als de overdrijving, die Foer af en toe ook niet schuwt, achterwege blijft.

3 Comments

  1. Door de vraag naar veel en goedkoop vlees is de bio-industrie negatief ontspoort in het ‘goed (ver)zorgen’. De reactie daarop van sommigen (o.a. PvdD, PVV) om de rechten van dieren een expliciete wettelijke fundering te geven lijkt mij niet alleen ineffectief, maar ook onwenselijk. Dieren zijn geen mensen. De consument moet matigheid leren. Safran Foers argumentatie komt emotioneel over, dat is uiteindelijk niet overtuigend.

Geef een reactie