Mijn column in het RD van 30 juli.
In zijn fascinerende nieuwe boek schets filosoof Ad Verbrugge hoe ‘consumeren’ oorspronkelijk ‘verbruiken’ betekende: vaak letterlijk het opeten van voedsel of het verbranden van brandstof. Daaraan zat een negatieve kant van vernietiging, van opmaken. In onze tijd is ‘consumeren’ echter verschoven van het verbruik van een goed naar het aankopen van goederen voor een bepaalde prijs. Consumeren wordt het laten rollen van geld. Dat betekent dat de fysieke beperking is opgeheven: eerder was er een grens aan het consumeren, omdat je niet meer kon eten of omdat je huis echt warm genoeg gestookt was. Maar geld is in beginsel eindeloos. De behoefte om te consumeren wordt niet langer lijfelijk beperkt, maar wordt een oneindig verlangen, ontdaan van de het negatieve gevoel dat consumeren betekent dat er iets op gemaakt wordt. De nieuwere consumptiecultuur is dan ook niet gericht op het bevredigen van behoeften, maar het telkens opwekken van nieuwe behoeften. Er ontstaat een carrousel van consumptie, waarin het oude telkens vervangen moet worden door het nieuwe, op basis van populariteit.
Het fascinerende aan deze kleine begripsgeschiedenis van de consumptie is dat ze laat zien hoe een dergelijke consumptie wel tot een economische én ecologische crisis moet leiden.
Vanuit christelijk perspectief laten deze filosofische gedachten zich verbinden met het Avondmaal, hoe vreemd dat op het eerste gezicht ook lijkt. Het Avondmaal bepaalt ons bij het lichamelijk karakter van ons bestaan, onze fysieke beperktheid, waarin de levende God ons opzoekt. Brood en wijn worden ontvangen als voedsel ten eeuwigen leven. Dat ‘consumeren’ – de betekenis verschuift hier al – is ‘communiceren’ met Christus. Het gaat niet om het opwekken van telkens nieuwe behoeften, maar om het richten van onze verlangens op Christus, en het ontvangen van een voorlopige vervulling door Gods Geest. Er blijft een verlangen over, maar niet rusteloos en onbepaald als in het consumentisme, maar rustig en bepaald door Christus. Het Avondmaal als cultuurkritiek dus; dat zou niet voor het eerst zijn.
Daarbij blijft het jammer dat de spiritualiteit en bevinding van het Avondmaal in reformatorische kring nogal eens worden ingeperkt tot de vraag, wie er aan mag gaan en wie niet. We moeten opnieuw leren, het Avondmaal te verstaan en te beleven, in onze tijd, zoals het voorgeslacht dat in de eigen tijd deed. Dan is het geen vraag meer of het Avondmaal het gewone leven raakt. Het gaat direct over ons, onze verlangens en ons consumeren.
Geachte dominee Huijgen, ik heb uw column gelezen over consumeren. Ik kan me hier volledig in vinden. Ook een stukje mystiek van het Avondmaal is me in dit kader wat duidelijker geworden. Dank daarvoor. Een gezegende zondag toegewenst vanaf ons vakantie adres Zuid-Limburg, Gem Vaals. Morgen luisteren we weer naar Gods woord via de laptop en internet. Een zegen dat dit mogelijk is. Een hartelijke groet van Jaap Vermeer. ( Woonadres Middelzate 17, u wel bekend wellicht.)
Bedankt – en ja, we kennen elkaar! 😉
Nee, helemaal volgen kan ik de column niet. Vooral het slot: de bevinding van het HA ingeperkt tot de vraag wie aan mag gaan en wie niet. Het mag uiteraard niet draaien om deze vraag en vervolgens een punt zetten. Maar de vraag is legitiem. De Heidelberger besteedt er een vraag en antwoord aan. Maar wat me vooral bevreemdt is de suggestie dat er verschil in beleving van het HA is tussen onze tijd en andere tijden. Een soort contextueel verstaan van het tijdloze: doe dat totdat Ik kom? En wat is eigenlijk het voornaamste? Onze beleving, of het ‘doe het tot Mijn gedachtenis’?
Mijn punt is ook niet dat de vraag naar ‘mag ik aangaan’ buiten de orde zou zijn. De exclusieve focus op deze vraag maakt dat het zicht op andere aspecten wordt vergeten. En door wisselende contexten krijgt het Avondmaal in verschillende tijden een verschillend accent, zoals bijvoorbeeld de doop in de Middeleeuwen een andere zeggingskracht had dan in een sterk geseculariseerde samenleving of een islamitische samenleving. Het ‘doe dat totdat Ik kom’ is allesbehalve tijdloos, maar zet juist de ‘tussentijd’ tot Christus’ komst op spanning.