Het heeft een beetje lang geduurd, maar hier is het vervolg in de serie over Christus als leraar. We wenden ons nu naar Bonhoeffer.
Bonhoeffer
In de vorige aflevering formuleerde ik als bezwaar bij Levinas’ denken dat de leraar zelf messiaanse trekken krijgt. De transcenderende relatie met de ander is nog niet per se een christelijke relatie. Dat ligt anders in Bonhoeffers Christologiecollege.
Wie-Frage en Wer-Frage
Bonhoeffer beschrijft het fundamenteel verschillende karakter van de Wie-Frage (hoe-vraag) enerzijds en de Wer-Frage (wie-vraag) anderzijds. Wie de vraag stelt ‘hoe’ Jezus Christus is, probeert hem in te passen in een voorliggende orde. Dan zijn wij het die oordelen en indelen. Dat werkt echter met Jezus Christus niet. De Wie-Frage komt niet verder dan een immanente benadering, waarbij we aan onze eigen autoriteit vastgeklonken zijn. Dát wij kunnen oordelen, is immers vooronderstelling van het hele gebeuren. Maar wat nu als deze laatste vooronderstelling in twijfel getrokken wordt.
De Wer-Frage daarentegen betekent dat we worden vrijgemaakt van onze eigen autoriteit. Jezus Christus laat zich niet inpassen in een voorgegeven orde, want Hij is zelf de Waarheid. Waar Hij zich openbaart als de waarheid, kunnen we niet anders dan zeggen: ‘Wie bent U?’ Daarmee vraagt degene die deze vraag stelt naar zijn eigen zijn en de grens daarvan. Die vraag naar existentie is daarmee ook de vraag naar transcendentie.
Jezus Christus laat zich als Persoon kennen. Zijn persoon-zijn is een geheim. Hoe dichterbij je een persoon komt, des te groter het geheim wordt – dat enkel via de Wer-Frage eerbiedig benaderd kan worden. De ontmoeting met Jezus Christus loopt er op uit dat wij iemand die onze existentie zo van een vraag voorziet, willen doden. Maar de opgestane blijkt degene die door het oordeel en het sterven heen een nieuwe toekomst open doet.
Hier vinden we dus een bepaling van personaliteit en transcendentie die in de verte wel wat op Levinas lijkt, maar die van begin tot eind christocentrisch is. Wat persoon-zijn is, wat existeren is en wie ik ben, leer ik pas in de ontmoeting met Jezus Christus.
Christus’ persoon en onderwijs
Profetisch ambt
Wat nut ons dit? Dat we nooit Christus’ onderwijs van zijn persoon kunnen losmaken. Zijn onderwijs is Hij zelf en andersom. Daarom kan Christus als Leraar ook nooit alleen een moreel voorbeeld of kompas zijn. Hij is niet een leraar in het algemeen, of een leraar in bepaalde burgerlijke waarheden, maar een leraar in het licht van het Koninkrijk. We hebben het hier dus over Christus’ profetisch ambt.
De profeet is een leraar, maar van een heel bijzonder soort. Hij leert met het oog op de voleinding der dingen. […] Een behandeling van Jezus’ onderwijs met verwijzing naar zijn profetisch ambt zal ons vrijwaren voor moraliseren. (Noordmans, Herschepping)
HC Zondag 12
Christelijk leraarschap zal op een zekere eschatologische spanning staan. Dat zien we ook als we terugkeren naar Zondag 12, waarin we bij de eerste aflevering van deze serie begonnen. Christus wordt er onze “hoogste Profeet en Leraar” genoemd, “Die ons het verborgen raadsbesluit en de wil van God aangaande onze verlossing volkomen heeft geopenbaard”. De christen deelt in die zalving door Christus’ naam te belijden voor de mensen.
Laat me die term ‘zalving’ onderstrepen: we doen Christus niet na, maar we delen in zijn Geest. Het gaat er om dat ik die Geest in mij laat werken.
Hoe dit in de praktijk uitwerkt? Daar zal een volgend blog aan gewijd moeten worden, dat hopelijk niet zo lang op zich laat wachten als dit blog.