Mensen deugen wel / niet

Onlangs schreef ik dit stukje in ‘De Wekker’. 

Hoe gedragen mensen zich als je ze hun gang laat gaan? Wordt het dan een oorlog van allen tegen allen, of gaan mensen juist vredig samenleven? In zijn boek De meeste mensen deugen stelt Rutger Bregman dat mensen van nature goed zijn. De mens is eigenlijk de homo puppy, de vriendelijke en zorgende mens. In een harde wereld is het om te overleven namelijk het belangrijkste dat snel kunt rennen of hard kunt slaan, maar dat je goed kunt samenwerken. Survival of the friendliest, het overleven van de vriendelijkste, noemt Bregman dat.

Bregmans verhaal werkt aanstekelijk. Veel mensen lijden aan een negatief zelfbeeld en aan de wereldwijde ellende. Dan kun je wel wat positiviteit gebruiken, als tegenwicht.

Bregman schrijft dit boek ook tegen de achtergrond van zijn christelijke opvoeding, waarin hij leerde dat de mens onbekwaam is tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Zo zegt de Heidelbergse Catechismus het in Zondag 3. Nu kunnen we als verdediging direct het Bijbels karakter van deze leer onderstrepen, maar laten we ook eerlijk benoemen dat deze leer vaak botst met wat we waarnemen. Veel mensen zijn écht aardig, en daar hoef je echt geen christen voor te zijn. Je kunt ermee vastlopen: is de gereformeerde zondeleer niet te negatief over ons mensen?

Het is belangrijk om te zien dat de leer van het totale bederf gaat over hoe wij van nature tegenover God staan, niet over mensen onderling. In de relatie tot God zijn we compleet op zijn genade aangewezen, en kunnen we onszelf niet redden. Eigenlijk is dat goed nieuws, want als we zelf (hoe klein ook) zouden moeten beginnen met het herstel van de verhouding met God, zou het er nooit van komen. Zo is de leer van ons totale bederf dus bedoeld: als achtergrond van Gods totale genade.

Wat betekent de gereformeerde zondeleer dan voor de verhouding van mensen onderling? Gelukkig gebeurt er heel veel goeds. Zoals Calvijn zou zeggen: door te zondigen zijn wij mensen niet opeens beesten geworden. Ad de Bruijne wees er onlangs in het Nederlands Dagblad al op dat juist Calvijn, die de reputatie van een zwartkijker heeft, benadrukt dat mensen vaak het goede doen. Calvijn gebruikt daar de term ‘deugd’ voor. Dus zelfs Calvijn vindt dat veel mensen deugen. Alleen kijkt Calvijn vervolgens direct dankbaar naar God om Hem te prijzen: wat er aan goedheid in de wereld is, komt namelijk allemaal van de Schepper.

Op een bepaalde manier mogen christenen wel blij zijn met Bregmans boek. Het helpt ons namelijk om scherp te stellen op wat zonde is. Uiteindelijk is zonde niet zozeer dat we allerlei verkeerde dingen doen. De meeste mensen doen toch niet zo veel verkeerds, zeker niet bewust en zeker niet in vergelijking met andere mensen? Maar zonde zit in heel onze levensrichting en levenshouding: dat we zonder God willen leven. Dat we Hem niet liefhebben met heel ons hart. Daarvoor is, zoals de Heidelbergse Catechismus zegt, wedergeboorte noodzakelijk. Hoe goed we ook zijn voor andere mensen en voor de wereld, we missen toch hét goede. God is namelijk alleen werkelijk goed te noemen.

Intussen is Bregmans boek mij te eenzijdig. Dat blijkt vooral in het hoofdstuk over Auschwitz. Ook daar betoogt hij dat de meeste mensen deugen, maar dat gewone mensen kennelijk zo vatbaar zijn voor zulk afgrondelijk kwaad, vraagt toch om een andere verklaring. De meeste mensen zijn geen Hitler of Stalin, geen Holleeder of Weinstein. Akkoord. Maar waarom komen zulke exemplaren van de soort dan toch voor? Dat ligt aan het kwaad, en daarvoor hoeven we niet alleen naar andere mensen te wijzen. Ook wij delen in kwade neigingen. Gelukkig komt het er bij de meeste mensen niet zo hevig uit. Ook dat is genade.

Brexit

Mijn stukje in De Wekker van vandaag.

Het lijkt wat vreemd om in een rubriek over de actualiteit van het gereformeerd belijden de Brexit aan de orde te stellen. Actueel is het thema zeker, en als de voortekenen niet bedriegen blijft het dat nog wel even, maar wat heeft de confessie daarmee te maken? 

Er is maar één gebod waarbij de Heidelbergse Catechismus spreekt over de ‘eigen werken van de duivel’, en dat is het negende, over liegen en bedriegen (v.&a. 112). Met de typering van het negende gebod als ‘vals getuigenis geven’ en ‘woorden verdraaien’ is de Heidelberger geweldig actueel. Wij leven immers in een tijd van desinformatie, regelrechte leugens en leiders die met die leugens weg komen. De beloften die in de Leave-campagne werden gemaakt, klonken altijd al absurd: na vertrek uit de Europese Unie zou Groot-Brittanië elke week een compleet ziekenhuis kunnen bouwen van het geld dat overbleef. Het gevolg van loze beloften was dat er nog meer gedraaid moest worden. Politici verdraaiden nu niet alleen de woorden van de ander, maar ook hun eigen vroegere stellingen (‘zó heb ik dat niet gezegd’). 

Waarom zijn dit typisch werken van de duivel? Het woord ‘duivel’ komt van ‘diabolos’, dat is degene die alles door elkaar werpt. En een rommeltje is het inmiddels in Groot-Brittanië; de knoop lijkt haast niet te ontwarren.

Toch werd er ook iets anders zichtbaar. Zoals Trump tot nu toe door de democratische instituties van de Verenigde Staten wordt getemd, zo werd de drieste poging van Boris Johnson om zonder deal de EU te verlaten, gedwarsboomd door het hooggerechtshof en door het parlement (in het bijzonder de voorzitter, John Bercow). Die instituties zijn een neerslag van eeuwen traditie in christelijk Europa, waardoor recht en gerechtigheid worden gediend. Het recht ligt niet eenvoudigweg bij degene die de macht heeft; het recht functioneert als tegenover van de macht. Zo was het al onder Israël, en de christelijke traditie heeft hier steeds naar gezocht. Het negende gebod staat dan ook niet zonder reden in de context van de rechtspraak: het richt zich immers tegen het valse getuigenis. 

Het is wel de vraag of de instituties het duurzaam zullen houden tegen het geweld van leiders in een tijd post-truth (voorbij de waarheid). We krijgen de rekening gepresenteerd van de postmoderne gedachte dat er geen objectieve waarheid is, maar dat ieder zijn eigen waarheid moet vaststellen. Als dat zo is, blijft alleen de brute macht over om jouw waarheid door te zetten. De waarheid zelf is dan gesneuveld. 

In onze tijd zullen gereformeerde christenen zich graag willen inzetten voor recht en gerechtigheid, ook in de instituties die onze samenleving structuur geven. In vroegere eeuwen waren er eminente calvinistische juristen. Vandaag zijn ze ook meer dan welkom.

Nu vindt de Brexit aan de andere kant van het Kanaal plaats. Al zullen de gevolgen ook bij ons wel voelbaar zijn, het is toch een beetje ver van ons bed. Toch is de Brexit een uitvergroting van de problemen van onze cultuur. Misschien ook wel van de kerk. Polarisatie gaat de kerk niet voorbij, en karikaturen zijn dan niet ver weg. Liever nog dan in de staat werkt de duivel in de kerk. Wie de naam van de ander niet hoog houdt, heeft waarheid en recht onvoldoende lief. Dus zijn we verplicht om tot het uiterste te gaan om de ander te begrijpen en recht te doen.

Recht doen betekent: passend antwoorden op de realiteit. Gelukkig is die realiteit niet onze eigen constructie, maar Gods werkelijkheid. God roept de dingen in aanzijn, God oordeelt wat waar is. Die ander, die een tegenstander leek, blijkt mijn naaste te zijn. Eigen denkbeelden moeten worden bijgesteld. De meerderheid drukt de minderheid niet weg, maar zoekt in liefde naar wat het beste is voor iedereen. Wie dat laatste vergelijkt met de Brexit-mentaliteit van alles of niets, ziet hoe diep de crisis is. Niet alleen in het Verenigd Koninkrijk.