Quarantaine

Mijn column in De Waarheidsvriend van 5 maart.

Hoe moet het zijn om wekenlang in quarantaine te zitten? Steeds meer mensen zitten min of meer opgesloten in hun hotel of in hun Italiaanse dorp. Zo ben je toerist en zo ben je gevangene. Ik zag een foto van mensen op Tenerife die maar wat op het balkon van hun hotelkamer hingen. De verveling straalde van hen af.

Als ik me probeer voor te stellen dat ik de komende weken nergens meer naartoe zou mogen, voelt dat niet alleen maar vervelend. Het lijkt me ook wel fijn om rustig te blijven waar je bent. Die klus af te maken, dat boek te lezen. Een soort reset van het drukke bestaan. Rust om jezelf onder ogen te komen. Dat klinkt als vakantie, maar dan zonder dat je eropuit hoeft. Toch is quarantaine geen pretje, want het gevaarlijke en besmettelijke virus confronteert je met je sterfelijkheid.

De oorsprong van het woord ‘quarantaine’ ligt in het veertiende-eeuwse Venetië. Opvarenden van schepen konden allerlei nare ziekten onder de leden hebben, ook zonder dat ze daarvan symptomen hadden. Daarom moesten schepen uit verre oorden een periode in de haven blijven wachten voordat de mensen aan land mochten. Daar stond een periode van veertig dagen voor, ‘quaranta giorni’ in het Italiaans. Vandaar de term ‘quarantaine’. 

In het kerkelijk jaar zijn we de periode van veertig dagen weer binnen gegaan. Wij protestanten begonnen zelfs iets eerder met de ‘lijdenstijd’, al halen steeds meer protestanten ook een askruisje op Aswoensdag. Daarbij zegt de priester: ‘Gedenk, mens, dat je stof bent en tot stof zult wederkeren.’ We gaan in quarantaine en we hebben zeker wat onder de leden. De zonde, die tot de dood leidt.

Gelukkig draait de lijdenstijd niet om ons, maar om Christus. Hij hield geen afstand en gebruikte geen desinfecterende zeep. Hij zocht de ellende juist op en raakte zieke en onreine mensen zelfs aan. Hij deelde onze ellende om ons ervan te bevrijden. Het goede nieuws is dat onze quarantaine ten einde komt op Pasen. Het ene moment zit je nog gevangen, het andere moment adem je diep het vrije leven in.

Academische discussie

Mijn column in ‘De Waarheidsvriend’ van vandaag.

Als iemand het heeft over een ‘academische discussie’, is dat meestal niet echt positief bedoeld. Die uitdrukking verwijst naar theoretische, langdradige en vooral vrijblijvende discussies die typerend zouden zijn voor de universiteit. Gelukkig voldoen discussies aan de academie lang niet altijd aan dat stereotiepe beeld. Zo waren de jaarlijkse ‘integratiecolleges’ aan de TUA, waarin een thema vanuit verschillende vakgebieden wordt belicht, deze maand bijzonder levendig. Ze waren  gewijd aan het thema: ‘mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.’ De studenten hadden dit actuele thema zelf aangedragen en hun betrokkenheid was groot. We exegetiseerden de hoofdstukken uit Genesis over Adam en Eva, en gingen in op de sociale achtergronden van Paulus’ spreken over ‘onderwerping’. Een gastspreker vertelde over de behandelingen die hij transgenders biedt en hoe zijn visie als christen was veranderd. Een andere docent stelde daar tegenover dat aan een ‘gezond’ lichaam in principe niet geopereerd dient te worden – waarop studenten vroegen of die definitie van ‘gezond’ wel geldig was. En we bespraken de vraag wat man-zijn en vrouw-zijn vandaag de dag in christelijk licht zou kunnen en moeten zijn. Telkens kwamen we tijd tekort en gingen de discussies in pauzes en na afloop nog door. Het was fascinerend: zo is academische discussie bedoeld. Intellectueel op het scherp van de snede, met een groot gevoel van urgentie: studenten voelen immers de vragen rond man-zijn en vrouw-zijn letterlijk aan den lijve. Bovendien durfden we het openlijk (en soms: grondig) met elkaar oneens te zijn, zonder elkaar te veroordelen. Een ander gezichtspunt is immers geen gevaar, maar een kans om te leren.

Onwillekeurig moest ik denken aan discussies op kerkelijke vergaderingen, waar het soms zo moeilijk is om werkelijk met elkaar in gesprek te raken, juist rond dergelijke actuele thema’s. Natuurlijk is het niet helemaal eerlijk om een kerkelijke vergadering te vergelijken met een serie colleges, omdat zulke vergaderingen concrete besluiten moeten nemen. Maar toch. Eerlijk gezegd hoop ik dat mijn studenten hun openheid en bereidheid tot luisteren niet vergeten als ze eenmaal verantwoordelijkheid dragen in de kerk. Om te voorkomen dat ‘kerkelijke discussie’ een staande uitdrukking wordt die ‘academische discussie’ vervangt.

En toch niet verteerd

Mijn column in De Waarheidsvriend vandaag.

Op 31 oktober was ik in vrijgemaakt Bergentheim, gemeente Hardenberg, voor een lezing over gelovig omgaan met de Bijbel. Wat mij trof, was het verlangen van de honderden aanwezig naar een omgang met de Bijbel vanuit het hart. Al te lang ging het er al te rationeel aan toe, met ruzies en kerkscheuringen tot gevolg. Hopelijk valt er te leren van de christelijk-gereformeerde nadruk op bevinding en het vermogen om elkaar kerkelijk vast te houden. Er was verlangen naar hartelijke omgang met de levende God.

Ik was niet alleen dankbaar voor de avond, maar ook wel beschaamd. Want christelijke gereformeerden hebben ook behoorlijk wat boter op het hoofd. Ja, we houden het kerkelijk met elkaar uit, vaak op een hartelijke manier, maar soms lijkt het meer op een LAT-relatie. En zeker, vanouds ligt er nadruk op de kennis van het hart, maar de laatste tijd lijkt de vraag ‘wat dunkt u van vrouwelijke ambtsdragers’ of ‘wat dunkt u van evolutie’ wel belangrijker dan de vraag ‘wat dunkt u van de Christus?’

Ik kwam dus thuis met meer dan alleen anderhalve meter droge worst en een bos bloemen: een besef dat ik werd gewaardeerd om iets kostbaars dat de christelijke gereformeerde kerken ook kunnen verliezen. Gelukkig is de kerk van Christus. Het kerkelijk zegel verbeeldt de brandende braamstruik, met de tekst: ‘En toch niet verteerd.’ Dat is Gods trouw. Nu hopen dat we elkaar niet verteren.

Als deze column verschijnt, is de eerste zittingsweek van de christelijke gereformeerde synode onderweg. Allerlei inleidende beschietingen hebben plaatsgevonden en fronten kunnen maar zo verharden. Intussen hoop ik op een variant van het Brummelkampscenario. Anthony Brummelkamp, een van de vaders van de Afscheiding, was soms bij het beklimmen van de preekstoel van plan om de mensen eens flink de waarheid te zeggen. Maar als hij eenmaal boven was en de mensen zag, begon hij altijd maar weer met hen te troosten. Hopelijk zien de broeders elkaar zo in de ogen. Als dat in Bergentheim kon, waarom dan in Nunspeet niet?

Studieschuld

Mijn column in De Waarheidsvriend van 17 oktober 2019.

Onlangs was in het nieuws dat de gezamenlijke schuld die studenten opbouwen, weer is opgelopen. Nu is de rente laag en zullen veel studenten later de lening redelijk eenvoudig terug kunnen betalen, maar principieel zit er iets mis. Het ministerie van Onderwijs beschouwt studeren vooral als een ‘investering in jezelf’. Dus worden studies gestimuleerd die een goed perspectief bieden op de arbeidsmarkt. Zo domineert de markt en dat leidt, als altijd tot verschraling. We hebben juist mensen nodig die de dominantie van de markt ter discussie kunnen stellen. Die een idee hebben van het goede leven, zodat begin en eind van het leven niet alleen een kwestie zijn van techniek plus zelfbeschikkingsrecht. De klimaatverandering vraagt niet alleen om technische oplossingen, maar ook om een gesprek over welk menselijk leven ons voor ogen staat. Dat gaat niet lukken als studenten geen tijd en geen geld hebben, en studies vooral praktisch gericht zijn. De grote, trage vragen vereisen tijd en aandacht – en dus ook geld. Helaas zit alles wat niet praktisch, meetbaar en winstgevend is in de verdrukking.

Wat voor samenleving zijn we aan het worden, nu de zorg steeds meer gaat kosten en op onderwijs steeds meer wordt bezuinigd? Natuurlijk zijn de investeringen voor ouderen nodig, maar voor jongeren niet minder. Zij vormen de toekomst. Hoe ziet de samenleving er straks uit als de slimste jongetjes en meisjes van de klas allemaal technische studies gaan doen omdat de BV Nederland daarom vraagt?

Gelukkig kunnen gezonde tegenbewegingen klein beginnen. Eigenlijk oefenen we er al mee als we naar de kerk gaan: een inefficiënte bezigheid waarvan het praktisch nut moeilijk is aan te tonen. We krijgen er hopelijk zicht op een nieuwe werkelijkheid, die wij niet maken, maar die zich wel laat delen; in woorden, rituelen, daden. Dat hebben we hard nodig. Anders weten we straks van bijna alles hoe het werkt, maar van bijna niets wat de zin ervan is. Zo bouwen we een enorm tekort op. Dát is onze gezamenlijke studieschuld.

Dominion

Mijn column in De Waarheidsvriend (van 19 september) is deze keer een boekbespreking.

Tijdens mijn promotiestudie volgde ik een cursus bij Diarmaid MacCulloch, de Britse historicus die een geschiedenis van de Reformatie in één band geschreven had. Ik vroeg hem wat, na zo’n enorm werk, zijn volgende boek zou worden. Droogjes vertelde hij dat hij nu een geschiedenis van héél het christendom zou gaan schrijven.

Sommige Britse historici durven een brede maar trefzekere schets te geven van duizenden jaren. Peter Frankopan deed het met zijn boek over de zijderoutes. En nu is er “Dominion” van Tom Holland. Het gaat over de blijvende impact van een doorgaande revolutie: die van het christelijk geloof. Hij laat zien dat grondtrekken van het christelijk geloof het Westen blijvend hebben bepaald. Dat mensen in beginsel gelijkwaardig zijn (omdat ze naar Gods beeld geschapen zijn), dat het leven van zwakken beschermwaardig is, dat er waardigheid en eer kan liggen in het lijden – dat was allemaal ondenkbaar voor de klassieke Romein. Het zijn exclusief christelijke ideeën. Mensenrechten zijn ondenkbaar zonder deze overtuigingen, en daarom slaan ze zo moeilijk aan buiten christelijke contexten. De moderne wetenschap werd mogelijk omdat de wereld als Gods schepping zich nuchter laat onderzoeken.

Holland gaat niet voorbij aan schaduwzijden. Ook wanneer er kwaad werd gedaan in de naam van God, zoals op slavenplantages, hoorde het bij de dynamiek van het christelijk geloof dat er tegenkrachten kwamen, die pleitten voor de afschaffing van slavernij. Holland betoogt zelfs dat huidige beweging van homorechten ondenkbaar is zonder de christelijke nadruk op gelijkheid. Daartegenover stelt Holland het Derde Rijk, waarin gepoogd werd de zwakken uit te roeien om alleen Übermenschen over te houden.

Holland geeft materiaal in handen om seculieren te laten zien hoe hun denken door het christendom gestempeld is, en de vraag te stellen hoe ze denken het Westen te laten overleven zonder enige vorm van christelijk geloof. Voor christenen die geneigd zijn tot somberen over onze seculiere tijd, geeft Holland te denken: er kon wel eens meer christelijke dynamiek aan het werk zijn dan we dachten. Tegelijk geldt: zonder Christus de gekruisigde is het hart weg, uit het christelijk geloof, én uit het Westen.

Genade en schuld

Mijn column in De Waarheidsvriend van 6 juni 2019.

Het liep vorige week mooi samen: voordat ik op vrijdag bij de SGP mocht spreken over tolerantie bij Calvijn, mocht ik op maandag refereren over vrede bij de remonstranten in Groningen. Geïnspireerd door de oorspronkelijke vijf artikelen van de remonstranten, hebben hun erfgenamen na 400 jaar vijf nieuwe opgesteld.

Deze avond ging over het artikel over genade en vrede, dat het dichtst tegen het gereformeerde denken aan ligt. De remonstrantse predikant Tjaard Barnard, auteur van dat artikel, benadrukte dat onze samenleving wel wat mildheid kan gebruiken. We rekenen elkaar te snel af: mensen zijn OK en dat moeten we elkaar ook durven zeggen. Mijn reactie was dat er daadwerkelijk echte schuld bestaat, niet alleen bij bekende misdadigers, maar ook bij ons. Als uiteindelijk iedereen OK is, is dan niet alles OK – en wordt genade geen grote witwasoperatie?

We kregen een mooi gesprek met elkaar en met de zaal over de realiteit van onze schuld. Mensen voelen zich niet alleen schuldig, we zijn het ook, op allerlei manieren: in hoe we met de aarde en met elkaar omgaan, en ja, ook tegenover God. Ik waagde het om over verzoening te beginnen, en zelfs over plaatsbekleding. Daar werd vast verschillend over gedacht en het spreken over zonde riep ook weerstand op. Maar niemand betwistte dat wie ‘genade’ zegt, ook ‘schuld’ moet zeggen. Bij alle blijvende verschil vond ik dat toch een mooie oogst.

Eens te meer raakte ik ervan overtuigd dat we in de kerk het thema van onze schuld, in alle facetten, niet uit de weg moeten gaan, maar eerlijk onder ogen moeten zien en benoemen. Maar dan wel in termen die vandaag worden begrepen. Dat laatste leerde ik ook nog maar eens van de remonstranten in Groningen. Juist als je van zonde en schuld weet, kun je immers van anderen leren. Zelfs bij de SGP of bij de remonstranten.

Kerkcampus

Mijn column in De Waarheidsvriend van vandaag.

Er moet een zogenaamde ‘kerkcampus’ in Utrecht komen, een terrein waarop meerdere christelijke organisaties hun kantoor kunnen vestigen. De synode van de Protestantse Kerk had wel de nodige kritiek, maar heeft toch toestemming gegeven voor de uitwerking van de plannen. Het zou maar zo kunnen dat van het een het ander komt en gaandeweg de ‘kerkcampus’ een voldongen feit is. Alles moet dan naar de Utrechtse ‘bijenkorf’, zoals algemeen directeur Jurjen de Groot de kerkcampus noemde. Mij lijkt het een buitengewoon slecht idee.

Allereerst past het totaal niet in onze tijd om allemaal fysiek op één plek te gaan zitten. Het centraliseren van kantoren paste misschien bij het einde van de vorige eeuw, maar niet bij een netwerksamenleving. Fysieke nabijheid is geen garantie voor goed contact, fysieke afstand hoeft nauwe samenwerking tegenwoordig niet te verhinderen. Als je elkaar af en toe maar opzoekt en écht spreekt. Niet als bijen in en uit vliegt, maar als broeders en zusters elkaar ontmoet.

Het centraliseren van christelijke organisaties in Utrecht zou betekenen dat een christelijke presentie die er nu nog in Nijkerk of Drachten is, verloren gaat. De huidige buren van christelijke organisaties krijgen dan andere buren. Banden worden doorgesneden, lokale geschiedenissen beëindigd. Misschien is dat efficiënt, maar missionair is het in ieder geval niet.

De ‘kerkcampus’ lijkt vooral een oplossing te zijn voor een huisvestingsprobleem, een financiële uitdaging. Van een kerk mag je echter verwachten dat er dieper wordt afgestoken, naar wat er theologisch speelt. Neem nu de gebruikte term. Een ‘campus’ past bij een Amerikaanse universiteit, die uitgebreide terreinen en gebouwen heeft in een lommerrijke voorstad. Een campus is een wereld op zich. Maar bij de kerk hoort een plein, een plaats van contact met de mensen uit de omgeving. Kerkpleinen zijn er gelukkig in meervoud, in tal van contexten. Laat de kerk daar zuinig op zijn. Elke lokale gemeente en pioniersplek toont iets van de verscheidenheid van het lichaam van Christus. Wat als bijenkorf bedoeld is, kan maar zo een stofzuiger worden die de rest van Nederland kaal achterlaat.

Europa

Een licht gewijzigde versie van mijn column die gisteren in ‘De Waarheidsvriend’ stond.

Vanwege een nieuw uitstel tot 31 oktober is vandaag, 12 april, niet de dag van het zwarte scenario, een ‘no deal-Brexit’. De afgelopen weken was het Britse parlement een toonbeeld van verdeeldheid, en juist zo waren de Britten Europeser dan ooit. Ook al weet de EU de eenheid tegenover het Verenigd Koninkrijk te handhaven, tegenover China lijkt de EU weerloos. Er wordt wel gewaarschuwd tegen de geleidelijke machtsuitbreiding van China, maar het blijven loze woorden zolang Italië een speciaal bondgenootschap sluit met China en Frankrijk dankbaar een Chinese mega-order voor vliegtuigen incasseert. Intussen groeien antidemocratische en antisemitische bewegingen. Wat moet er van Europa worden?

In zijn grote ideeënroman ‘Grand Hotel Europa’ typeert Ilja Leonard Pfeijffer ons oude continent als een plek zonder toekomst. Heel Europa wordt één groot museum, recreatiegebied voor de rest van de wereld. Venetië is ons voorland: de stad die eens trots de zeeën beheerste, is door het massatoerisme een dode stad geworden, waar geen gewoon leven meer mogelijk is. Onze economische macht neemt af en onze verdeeldheid doet de rest.

Waar is de kerk in Europa? Pfeijffers roman gloeit van liefde voor de Europese kunst en filosofie, maar de religie ontbreekt. Alleen bij de uitvaart van de oude dame die het hotel haar naam gaf (zij heet ‘Europa’), vervult de kerk nog een rituele rol. Maar ook dan is er een toerist die een foto probeert te maken, de boel omgooit en de aandacht naar zich toe trekt.

Uiteindelijk is Europa’s probleem ook geestelijk van aard. In 1946 schreef Oepke Noordmans al: ‘Wie een naam zoekt voor de nood der wereld kan er thans een vinden: Europa.’ Hij vroeg zich toen al af waar de liefde en vrede zijn gebleven. Waar Jezus is gebleven, die met zijn Geest naar ons werelddeel gekomen is. Was het een schimmenspel toen ‘wij’ Europeanen Paulus riepen: ‘Kom over en help ons?’ Alleen de Geest zelf kan daarop een afdoend antwoord geven. Zeker is dat waar de Geest werkt, Hij harten opent. Europa en het hart van ons Europeanen zijn verbonden. Alleen als de Geest gaat waaien, hebben we toekomst.

Feit en waarheid

Mijn column in De Waarheidsvriend van 14 maart.

Wat is waarheid? De vraag die Pilatus al stelde, blijft ons bezig houden. Ook in een tijdperk post truth (voorbij de waarheid), waarin de beeldvorming belangrijker is dan de waarheid. Er zijn wel fact checkers, die uitzoeken of de cijfers die een politicus gebruikte, wel kloppen en of zijn verhaal wel spoort met de werkelijkheid. Vlak voor de verkiezingen zijn er ‘feiten’ en checks te over. Toch helpt al dat checken van feiten niet echt. De politici die de zaak het meest verdraaien, komen er meestal toch mee weg.

Hoe komt dat? Volgens mij heeft dat te maken met een verschil tussen feiten en waarheid. Feiten op zichzelf zijn nog niet de waarheid. Mensen die feitencheckers van kranten niet geloven, omdat die ook hun belangen hebben, voelen dat misschien wel aan. Feiten vragen altijd om interpretatie, om schikking in een bepaalde orde, een zinvol verband. Feiten vragen om een verhaal dat je erbij vertelt, zoals elke verkoper, manager en dus ook elke politicus weet. Je kunt het niet over feiten hebben zonder interpretatie. Waarheid gaat intussen niet zozeer over de vraag of een enkel feit klopt, maar over het verband tussen de feiten, over het grote verhaal. Daarom kun je de waarheid ook liefhebben en er een vriend van zijn, zoals de lezers van dit blad weten.

In de moderne tijd spreken velen liever over feiten dan over waarheid, want waarheid kun je niet meten en over waarheid kun je geen overeenstemming bereiken, zegt men. Maar er is geen ontkomen aan: feiten zijn namelijk niet los verkrijgbaar. De waarheidsvraag moet op tafel komen.

Hoe nuttig de verheldering van de feiten ook is, de vraag naar de waarheid is er niet mee opgelost. Eigenlijk had Pilatus, met al zijn cynisme, dat wel scherp gezien. Wat hij niet zag, was de Waarheid in eigen persoon, Jezus Christus. Het ene feit van Jezus’ opstanding zet alle feiten in een nieuw licht en een nieuw verband. Sinds Hij opstond, is zelfs het feit van iemands dood niet meer het einde van alles. Gelukkig is dat de waarheid.

Vlees

Mijn column in De Waarheidsvriend vandaag.
Elk jaar organiseert de TUA colleges waarin één thema vanuit verschillende theologische vakgebieden wordt belicht. Dit jaar gingen de zogenaamde integratiecolleges over verantwoordelijkheid. Tijdens de afsluitende forumdiscussie cirkelden de vragen van studenten vooral rondom onze verantwoordelijkheid voor de planeet. Anders gezegd: moet je nu stoppen met vlees eten, of niet? 
Het was op zichzelf een mooi gesprek, en toch bleef ik met een dubbel gevoel achter. Ik begrijp wel dat studenten neigen naar praktische vragen, en natuurlijk zit deze discussie in de lucht, dus moeten we het erover hebben. Ons gedrag, met name in het Westen, put de planeet uit en verandert het klimaat. Het eten van vlees legt een groot beslag op het beschikbare water en leidt tot enorme uitstoot, dus minder vlees eten – of zelfs helemaal stoppen – helpt. Sommige studenten geven het goede voorbeeld door de vegetarische weg op te gaan. En toch. Gaan we er nu toch niet een nieuwe wet van maken?
Mijn onbehagen heeft niet alleen te maken met mijn voorliefde voor gebraden vlees, al zal dat vast ook een rol spelen. Het heeft te maken met de vrijheid in Christus. Paulus heeft zich ervoor ingespannen dat christenen uit de heidenen zich niet hoeven te houden aan de Joodse spijswetten. De vergadering van de apostelen heeft ook zo besloten, volgens Handelingen 15. Daarmee is het christelijk geloof de uitzondering in de religieuze wereld, want elke religie kent geboden, verboden en taboes rondom eten. Vooral het protestantisme heeft zich hiervan vrijgemaakt. De Zwitserse reformatie begon met het demonstratief eten van worst op de eerste zondag van de vastentijd in 1522, als uiting van christelijke vrijheid. Gaan we langzamerhand niet toe naar een nieuwe, seculiere set voedselwetten? Daarbij denk ik niet alleen aan vegetariërs (die hebben mijn sympathie, zeker op de TUA), maar aan de hele hype rondom gezond en verantwoord eten. Die hype krijgt af en toe religieuze trekken.
Hoe vinden we een goede weg tussen verwaarlozing van de planeet en onze gezondheid enerzijds en wettische voedselvoorschriften anderzijds? Ik zie mogelijkheden voor theologisch onderzoek naar de relevantie van oudtestamentische voedselwetten en nieuwtestamentische teksten voor vandaag.