In een opinieartikel in het Nederlands Dagblad bespreekt Bé Steenbergen een aantal kanttekeningen van mr. P.Th. Versteeg bij het functioneren van de Generale Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken in 1992. Volgens Steenbergen is er sindsdien “met deze punten niets, maar dan ook niets gedaan. Integendeel: de situatie is alleen maar treuriger geworden.”
In de hoop dat ik de copyrights van het artikel niet schend als ik er breed uit citeer (voor je het weet word je van plagiaat beschuldigd), ga ik er toch even vrijmoedig op in.
- Onevenredig grote invloed predikanten. Predikanten zijn in de minderheid: er zijn er evenveel als er ouderlingen zijn (namelijk 4×6 = 24), en er zijn ook 4 diakenen afgevaardigd. In andere kerken, waar geen diakenen worden afgevaardigd, vormen predikanten de helft, dus als het om getallen gaat, doen de CGK het vrij goed. Uiteraard zijn predikanten beter in de kerkelijke materie ingevoerd – het is hun werk!
- Door het systeem van afvaardigen naar meerdere vergaderingen is het voor ambtsdragers uit grote gemeenten nauwelijks mogelijk afgevaardigd te worden omdat je in grote gemeenten minder vaak aan de beurt zou komen. Dit is eenvoudigweg niet waar. Juist grote gemeenten hebben de gewoonte om steeds dezelfde ouderling af te vaardigen. Zo doet bij ons op de classis Zwolle het, evenals de Urker gemeenten. Juist deze broeders, die vaak op classisvergaderingen komen, worden vaker afgevaardigd. Want ze zijn beter in de materie ingevoerd – zie punt 1.
- Ambtsdragers die in het arbeidsproces staan, kunnen zich moeilijk laten afvaardigen. De synode bestaat goeddeels uit gepensioneerden. Dat klinkt als een serieus probleem. Moeilijk op te lossen bovendien, tenzij er radicaal aan de vergadertijden wordt gesleuteld. Enkel avondvergaderingen wordt lastig, omdat afgevaardigden uit het hele land zich er naar toe moeten spoeden. Voor zaterdagen zullen de mensen ook niet echt warm lopen. Maar een nuchtere blik op de getallen (daarbij geholpen door br. Quant) leert mij dat van de 28 niet-predikanten op de synode, er 13 in het arbeidsproces zitten of onvrijwillig werkloos zijn. Dat is toch niet een bijzonder slechte score.
- Bij afvaardiging naar generale synode is de bekendheid van de te verkiezen ambtsdrager doorslaggevend. Bekendheid gaat vaak samen met ervaring: iemand is er eerder geweest of komt al jarenlang op de classis. Anderzijds ken ik voorbeelden van mensen die spoedig worden afgevaardigd, omdat men kennelijk bekwaamheid veronderstelt.
- Ligging speelt een grotere rol dan bekwaamheid. Er zijn zeker periodes geweest in de geschiedenis van de CGK dat dit een grote rol speelde, maar volgens mij komen we dit hoe langer hoe meer te boven. Het is al te kwetsbaar om namen en rugnummers te noemen, maar wie geen vreemdeling is in het kerkelijk Jeruzalem van de CGK weet dat er niet langs voorspelbare lijnen van ligging is afgevaardigd. We bidden samen op de synode ook dat heilloze blokvorming wordt voorkomen; daarin ging onze oud-preses ons voor in een samenbindende bidstond.
- Zou het niet verfrissend zijn als ‘gewone’ ambtsdragers in het moderamen worden opgenomen? Om te beginnen zijn dominees ‘gewone’ ambtsdragers. Moderamenwerk lijkt mij persoonlijk niet iets om te ambiëren: het vraagt veel geduld, wijsheid en tact. Kunnen ouderlingen het niet? Het is niet gebruikelijk, maar er is geen principieel of praktisch bezwaar. Maar de afgevaardigden stemmen hier nu eenmaal over.
Steenbergen voegt er nog twee bezwaren tegen de synodale werkwijze aan toe. Ten eerste: tegen de vergrijzing de jonge ambtsdragers! Laten zij niet gewogen en te licht bevonden worden. Nu ben ik volgens mij met mijn 34 jaar de jongste primus-afgevaardigde, en er zijn meer jongere predikanten. Predikanten ja, geen ouderlingen – maar moeten predikanten vanwege hun ambt dan maar te licht bevonden worden? Bovendien waren er heus ook wel oudere predikanten, die eerder op de synode waren en die uitstekend afgevaardigd hadden kunnen worden. Wat mij betreft zelfs beter dan ik, gezien hun ervaring en wijsheid. Ik zou het jammer vinden als mensen puur op basis van leeftijd (ouder óf jonger) afgevaardigd zouden worden.
Laatste bezwaar: de synodale rapporten zijn niet op de website van de CGK te vinden, zoals het M/V rapport wel op de website van de GKv. Dat heeft iets te maken met kerkelijke cultuur, maar ook met kerkelijke spelregels: in de CGK rapporteren deputaatschappen nu eenmaal aan de synode, dus krijgen synodeleden de rapporten – in de GKv wordt er aan de kerken(raden) gerapporteerd. Voor mij persoonlijk zou er niets op tegen zijn om de niet-vertrouwelijke rapporten online beschikbaar te stellen, al denk ik niet dat het populaire lectuur zal worden. Sterk controversiële stukken zullen waarschijnlijk toch niet online komen, omdat de eigenlijke discussie op de synode gevoerd moet worden, en niet in de pers of op blogs. Rondom het rapport M/V in de GKv doet de beeldvorming al zijn werk, en tegen de tijd dat de synode erover spreekt, is het oud materiaal. Stel je voor dat het rapport ook nog eens niet wordt aangenomen. Naar zo’n werkwijze verlang ik niet.