Mensen deugen wel / niet

Onlangs schreef ik dit stukje in ‘De Wekker’. 

Hoe gedragen mensen zich als je ze hun gang laat gaan? Wordt het dan een oorlog van allen tegen allen, of gaan mensen juist vredig samenleven? In zijn boek De meeste mensen deugen stelt Rutger Bregman dat mensen van nature goed zijn. De mens is eigenlijk de homo puppy, de vriendelijke en zorgende mens. In een harde wereld is het om te overleven namelijk het belangrijkste dat snel kunt rennen of hard kunt slaan, maar dat je goed kunt samenwerken. Survival of the friendliest, het overleven van de vriendelijkste, noemt Bregman dat.

Bregmans verhaal werkt aanstekelijk. Veel mensen lijden aan een negatief zelfbeeld en aan de wereldwijde ellende. Dan kun je wel wat positiviteit gebruiken, als tegenwicht.

Bregman schrijft dit boek ook tegen de achtergrond van zijn christelijke opvoeding, waarin hij leerde dat de mens onbekwaam is tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Zo zegt de Heidelbergse Catechismus het in Zondag 3. Nu kunnen we als verdediging direct het Bijbels karakter van deze leer onderstrepen, maar laten we ook eerlijk benoemen dat deze leer vaak botst met wat we waarnemen. Veel mensen zijn écht aardig, en daar hoef je echt geen christen voor te zijn. Je kunt ermee vastlopen: is de gereformeerde zondeleer niet te negatief over ons mensen?

Het is belangrijk om te zien dat de leer van het totale bederf gaat over hoe wij van nature tegenover God staan, niet over mensen onderling. In de relatie tot God zijn we compleet op zijn genade aangewezen, en kunnen we onszelf niet redden. Eigenlijk is dat goed nieuws, want als we zelf (hoe klein ook) zouden moeten beginnen met het herstel van de verhouding met God, zou het er nooit van komen. Zo is de leer van ons totale bederf dus bedoeld: als achtergrond van Gods totale genade.

Wat betekent de gereformeerde zondeleer dan voor de verhouding van mensen onderling? Gelukkig gebeurt er heel veel goeds. Zoals Calvijn zou zeggen: door te zondigen zijn wij mensen niet opeens beesten geworden. Ad de Bruijne wees er onlangs in het Nederlands Dagblad al op dat juist Calvijn, die de reputatie van een zwartkijker heeft, benadrukt dat mensen vaak het goede doen. Calvijn gebruikt daar de term ‘deugd’ voor. Dus zelfs Calvijn vindt dat veel mensen deugen. Alleen kijkt Calvijn vervolgens direct dankbaar naar God om Hem te prijzen: wat er aan goedheid in de wereld is, komt namelijk allemaal van de Schepper.

Op een bepaalde manier mogen christenen wel blij zijn met Bregmans boek. Het helpt ons namelijk om scherp te stellen op wat zonde is. Uiteindelijk is zonde niet zozeer dat we allerlei verkeerde dingen doen. De meeste mensen doen toch niet zo veel verkeerds, zeker niet bewust en zeker niet in vergelijking met andere mensen? Maar zonde zit in heel onze levensrichting en levenshouding: dat we zonder God willen leven. Dat we Hem niet liefhebben met heel ons hart. Daarvoor is, zoals de Heidelbergse Catechismus zegt, wedergeboorte noodzakelijk. Hoe goed we ook zijn voor andere mensen en voor de wereld, we missen toch hét goede. God is namelijk alleen werkelijk goed te noemen.

Intussen is Bregmans boek mij te eenzijdig. Dat blijkt vooral in het hoofdstuk over Auschwitz. Ook daar betoogt hij dat de meeste mensen deugen, maar dat gewone mensen kennelijk zo vatbaar zijn voor zulk afgrondelijk kwaad, vraagt toch om een andere verklaring. De meeste mensen zijn geen Hitler of Stalin, geen Holleeder of Weinstein. Akkoord. Maar waarom komen zulke exemplaren van de soort dan toch voor? Dat ligt aan het kwaad, en daarvoor hoeven we niet alleen naar andere mensen te wijzen. Ook wij delen in kwade neigingen. Gelukkig komt het er bij de meeste mensen niet zo hevig uit. Ook dat is genade.

Quarantaine

Mijn column in De Waarheidsvriend van 5 maart.

Hoe moet het zijn om wekenlang in quarantaine te zitten? Steeds meer mensen zitten min of meer opgesloten in hun hotel of in hun Italiaanse dorp. Zo ben je toerist en zo ben je gevangene. Ik zag een foto van mensen op Tenerife die maar wat op het balkon van hun hotelkamer hingen. De verveling straalde van hen af.

Als ik me probeer voor te stellen dat ik de komende weken nergens meer naartoe zou mogen, voelt dat niet alleen maar vervelend. Het lijkt me ook wel fijn om rustig te blijven waar je bent. Die klus af te maken, dat boek te lezen. Een soort reset van het drukke bestaan. Rust om jezelf onder ogen te komen. Dat klinkt als vakantie, maar dan zonder dat je eropuit hoeft. Toch is quarantaine geen pretje, want het gevaarlijke en besmettelijke virus confronteert je met je sterfelijkheid.

De oorsprong van het woord ‘quarantaine’ ligt in het veertiende-eeuwse Venetië. Opvarenden van schepen konden allerlei nare ziekten onder de leden hebben, ook zonder dat ze daarvan symptomen hadden. Daarom moesten schepen uit verre oorden een periode in de haven blijven wachten voordat de mensen aan land mochten. Daar stond een periode van veertig dagen voor, ‘quaranta giorni’ in het Italiaans. Vandaar de term ‘quarantaine’. 

In het kerkelijk jaar zijn we de periode van veertig dagen weer binnen gegaan. Wij protestanten begonnen zelfs iets eerder met de ‘lijdenstijd’, al halen steeds meer protestanten ook een askruisje op Aswoensdag. Daarbij zegt de priester: ‘Gedenk, mens, dat je stof bent en tot stof zult wederkeren.’ We gaan in quarantaine en we hebben zeker wat onder de leden. De zonde, die tot de dood leidt.

Gelukkig draait de lijdenstijd niet om ons, maar om Christus. Hij hield geen afstand en gebruikte geen desinfecterende zeep. Hij zocht de ellende juist op en raakte zieke en onreine mensen zelfs aan. Hij deelde onze ellende om ons ervan te bevrijden. Het goede nieuws is dat onze quarantaine ten einde komt op Pasen. Het ene moment zit je nog gevangen, het andere moment adem je diep het vrije leven in.

Schriftgezag, exegese en duidelijkheid

Een antwoord aan ds. Clements

In De Saambinder, het kerkelijk weekblad van de Gereformeerde Gemeenten, gaat ds. G. Clements kritisch in (link) op een preadvies dat ik de christelijke gereformeerde synode gaf. Ik heb gezegd dat er verschil is tussen (1) Schriftgezag, (2) hermeneutiek en (3) interpretatie of exegese. Iemand kan het Schriftgezag hoog houden, terwijl hij toch tot een andere exegese van een tekst komt. Daarom lijkt het mij onverstandig wat sommigen in de synode stelden: dat bij de thema’s vrouw & ambt en homoseksualiteit het Schriftgezag op het spel staat. In principe is dat wel mogelijk, maar het hoeft niet per se: het is denkbaar dat iemand met erkenning van het Schriftgezag toch tot een andere uitleg van teksten komt. En het komt ook voor dat iemand met erkenning van het Schriftgezag tot een wat andere hermeneutiek komt, al wordt het daarbij al spannender.

Voor wie precies wil horen wat ik heb gezegd, volgt hier een opname:

Ds. Clements gaat op dit onderdeel van mijn betoog (anderhalve minuut) in, dat onderdeel is van een langer betoog, dat weer onderdeel is van een dagenlange discussie. Op de achtergrond van die discussie staan besluiten die eerdere synodes namen over vrouw & ambt en over homoseksualiteit. Het is wel riskant om aan zo’n klein onderdeel uit een discussie vergaande conclusies te verbinden.

Dat is wel wat ds. Clements doet. Hij schrijft: ‘Eigenlijk beweert hij [Huijgen] daarmee dat de Schrift van zichzelf niet duidelijk is.’ Dat klopt evident niet: dat heb ik niet beweerd en het kan ook helemaal niet worden afgeleid uit wat ik zei. Ds. Clements doet alsof ik iets beweer, om dat vervolgens te bestrijden. Een klassiek stroman-argument.

Clements schrijft verder: ’sinds de Reformatie wordt het gezag van de Schrift (auctoritas) altijd nauw verbonden met haar duidelijkheid (claritas).’ Dat lijkt mij helemaal correct. Maar dan stelt ds. Clements dat de duidelijkheid van de Schrift ‘ook geldt voor onderwerpen als de vrouw in het ambt en de homoseksuele levenswijze.’ Uit het vervolg blijkt dat Clements meent dat er dus geen uitleg meer nodig is op deze punten. Maar dat is nu juist niet wat de Reformatie bedoelde met de duidelijkheid van de Schrift. Anders hadden de Reformatoren zich de moeite wel kunnen besparen om commentaren op Bijbelboeken te schrijven: als toch elke tekst evident en compleet duidelijk is, hoeft er niet uitgelegd te worden. Trouwens, dan zijn er ook geen predikanten meer nodig die de grondtalen kennen, en kunnen theologische opleidingen hun deuren ook wel sluiten. Maar natuurlijk is er altijd discussie over de juiste exegese van teksten. De helderheid van de Schrift is voor de reformatoren geen einde van de exegese, maar juist een stimulans om des te ijveriger aan de exegese te beginnen!

Luther over de ‘claritas’ van de Schrift

Wat betekent de claritas van de Schrift dan wel? Bij Luther lezen we daarover het volgende: ‘Ik geef grif toe dat veel teksten in de Schrift duister en ontoegankelijk zijn […] Dat belet echter op geen enkele manier dat wij alle in de Schrift bedoelde werkelijkheden kennen.’ Wat zijn dan die werkelijkheden? Dat gaat om de heilswerkelijkheden van Christus. Luther schrijft: ‘Want wat voor verhevener verborgenheid kan er in haar nog gebleven zijn, nadat de zegelen werden verbroken, de steen van de mond van het graf werd gewenteld en dit hoogste geheimenis uitgeroepen: Christus, de Zoon Gods, mens geworden; de drie-enige God; Christus die voor ons geleden heeft en zal regeren in eeuwigheid? Zijn deze dingen niet door stad en land geroepen en gezongen? Neem Christus weg uit de Schrift, wat blijft er dan nog over?’

Luther laat kortom ruimte voor exegese, terwijl de hoofdzaak van de Schrift (Christus!) volkomen helder is. Clements gaat een beslissende stap verder door bij bepaalde thema’s (vrouw & ambt, homoseksualiteit) te suggereren dat er geen exegese meer nodig is: ‘Er staat toch wat er staat?’ Zo werkt het niet. Er staat vijf keer in het Nieuwe Testament: ‘groet elkaar met een heilige kus’. Toch doen we dat niet. Dan zeggen we ook niet: ‘Er staat toch wat er staat’, maar we exegetiseren de tekst tegen de achtergrond van de context. De tekst is ook echt niet altijd zo evident. In dezelfde brief waarin Paulus schrijft dat ‘uw vrouwen’ moeten ‘zwijgen’ in de gemeente (1 Kor. 14:34), schrijft hij ook over een vrouw ‘die bidt of profeteert met onbedekt hoofd’ (1 Kor. 11:5). Hoe dan ook zal er exegese gedaan moeten worden om helder te krijgen hoe dat zwijgen en dat profeteren zich tot elkaar verhouden. Een beroep op de claritas van de Schrift helpt dan niet. Al helemaal niet als zo’n beroep moet dienen als een machtswoord om andere exegeses dan de traditionele uit te bannen. Dat was nu precies wat de Reformatie niet wilde. Integendeel: omdat de Schrift helder is (Christus!), heeft het zin om te gaan exegetiseren.

Waar het om gaat

Waar het mij om gaat, is dit: als iemand in de kerk over een onderwerp anders denkt dan ik doe, openen we samen de Schriften en zoeken we te verstaan. Het is onjuist om de ander te verwijten dat hij het Schriftgezag schaadt, enkel omdat hij een andere exegese hanteert dan ik doe. Daarmee zeg ik niet dat alle exegeses waardevol zijn, maar wel dat we niet te snel de ander van het schaden van het Schriftgezag moeten beschuldigen. Met andere woorden: laten we de broeder niet diskwalificeren door grote woorden over Schriftgezag te spreken, maar luisteren naar de exegetische argumenten. Dit alles vanuit de nederige houding en het besef dat we alleen samen met alle heiligen kunnen verstaan.

Staat het Schriftgezag dan helemaal niet op het spel? Dat kan wel degelijk het geval zijn. Als we ons niet meer door de Schrift laten gezeggen, maar enkel de cultuur de doorslag laten geven (of dat nu de huidige culturele voorkeuren zijn, of de kerkelijke cultuur) – dan gaat het mis.

Wie het filmpje heeft gezien, zal zien dat ik half-grappend en terzijde verwees naar mijn boek Lezen en laten lezen. Natuurlijk bedoelde ik niet, zoals Clements suggereert, dat mijn boek in plaats moet komen van het lezen van de Schrift. In mijn boek voer ik juist een pleidooi voor het lezen van de Schrift en je laten lezen door de levende God! Er staat ook een paragraaf in over de duidelijkheid van de Schrift, waarin ik onderzoek wat die in de Reformatie betekende (op p. 164–167 zijn onder andere de Luthercitaten te vinden die ik hierboven gaf).

Ten slotte vliegt ds. Clements uit de bocht als hij stelt dat ik achter de Reformatie terugga naar de vroegere Rooms-katholieke kerk, die de mensen aanbeval om de Bijbel vooral niet te lezen, maar op het gezag van de kerk af te gaan. Dat raakt op geen enkele manier aan wat ik heb gezegd of heb geschreven; integendeel. Laten we alstublieft elkaar geen dingen in de mond leggen. Zo moet dat onder broeders in de kerk van Christus toch niet gebeuren.

De eenheid van de kerk

Mijn stukje in de rubriek ‘Actueel belijden’ in De Wekker van 31 januari.

Als er iets om actueel belijden vraagt, dan wel de belijdenis over de kerk, en dan vooral de eenheid ervan. Er is immers nogal wat te doen rondom de kerk, en er zijn grote zorgen over ‘onze’ christelijke gereformeerde kerken: blijven we wel één? Soms zijn die zorgen zo groot, dat je er verdrietig of zelfs cynisch van zou worden. Klinkt de oeroude belijdenis dat de kerk één is, heilig en katholiek, dan niet heel hol? In plaats van eenheid zien we verdeeldheid. In plaats van heiligheid zien we zonde. En in plaats van katholiciteit zien we soms een benauwdheid, waardoor we onze manier van kerk-zijn tot de enig ware verheffen. Hoe meer je van de kerk ziet, des te meer klemt de vraag: hoe zullen we ooit met hartelijke overtuiging meekomen in de hoge tonen die de belijdenis al vanaf de vroege kerk aanslaat?

De Heidelbergse Catechismus wijst ons hier de weg. Als in Zondag 21 wordt gevraagd: ‘Wat gelooft u over de heilige, katholieke kerk?’ verwachten we als antwoord misschien een definitie van wat een kerk is. Of misschien een verdediging, dat het met de kerk nog wel meevalt. Maar de HC zet beslissend anders in: ‘Dat de Zoon van God zich een gemeente vergadert’. Over de kerk kun je alleen gelovig spreken als je begint bij de Koning van de kerk. De kerk is van Christus. Dat is ze altijd (‘van het begin van de wereld tot aan het einde’). Dat is ze overal en uit alle volken (‘uit het hele menselijke geslacht’). En daarom is de kerk ook ‘katholiek’, dat wil zeggen: algemeen, niet aan één volk, cultuur of groep gebonden.

Zo komen we ook de echte eenheid van de kerk op het spoor. Die ligt niet allereerst in onze organisatiestructuur, in een gevoel van verbondenheid of juist in een set afspraken. Christus vergadert ‘in de eenheid van het ware geloof’. Christenen zijn dus één in dat geloof, dat bestaat in kennen en vertrouwen (Zondag 7). Omdat Christus ons vergadert, behoren we Hem toe – en dat is onze enige troost, ons enige houvast. De kerk is dus de plek waar Christus met zondaren wil samenwonen, een ‘kathedraal van de liefde’ (A.A. van Ruler). De kerk is dus heilig van Christus uit: onheilige zondaren worden om Christus’ wil vrijgesproken.

De manier waarop Christus Zijn kerk verzamelt, is ‘door zijn Geest en Woord’ (HC Z. 21). De kerk is tempel van de Heilige Geest, en geboren uit het Woord van God.  De woorden van God zijn aan de kerk toevertrouwd, en de Schrift is haar schat. Die Schrift is geen koud boek, maar het levende Woord van de levende God. Daarom staat de prediking ook centraal in de kerk.

Ik kan me voorstellen dat iemand die de kranten leest over onze generale synode, of iemand die zelf is afgevaardigd, denkt: ‘Alles mooi en goed, maar met deze stichtelijke gedachten kunnen we toch niet uit de impasse geraken die ons kerkelijk leven verlamt?’ Ik zou willen tegenwerpen: wie anders kan ons uit de impasse halen dan Christus alleen? Als we geloven dat de eenheid met broeders en zusters niet allereerst berust op onze keuze, maar op Christus’ keuze, kijken we toch anders tegen de broeder aan. Hij behoort ook tot de ‘gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren’ (HC Z. 21). En Christus houdt zijn kerk in stand. Daarom kunnen we zomaar niet van elkaar en van besluiten die bij een open Bijbel genomen zijn, af. Zo mogen we elkaar in de ogen zien: als door Christus aan elkaar gegeven. En misschien moeten we ons eens wat meer verwonderen over het ongelooflijke voorrecht dat ik van deze kerk ‘een levend lid ben en eeuwig zal blijven.’

 

 

En toch niet verteerd

Mijn column in De Waarheidsvriend vandaag.

Op 31 oktober was ik in vrijgemaakt Bergentheim, gemeente Hardenberg, voor een lezing over gelovig omgaan met de Bijbel. Wat mij trof, was het verlangen van de honderden aanwezig naar een omgang met de Bijbel vanuit het hart. Al te lang ging het er al te rationeel aan toe, met ruzies en kerkscheuringen tot gevolg. Hopelijk valt er te leren van de christelijk-gereformeerde nadruk op bevinding en het vermogen om elkaar kerkelijk vast te houden. Er was verlangen naar hartelijke omgang met de levende God.

Ik was niet alleen dankbaar voor de avond, maar ook wel beschaamd. Want christelijke gereformeerden hebben ook behoorlijk wat boter op het hoofd. Ja, we houden het kerkelijk met elkaar uit, vaak op een hartelijke manier, maar soms lijkt het meer op een LAT-relatie. En zeker, vanouds ligt er nadruk op de kennis van het hart, maar de laatste tijd lijkt de vraag ‘wat dunkt u van vrouwelijke ambtsdragers’ of ‘wat dunkt u van evolutie’ wel belangrijker dan de vraag ‘wat dunkt u van de Christus?’

Ik kwam dus thuis met meer dan alleen anderhalve meter droge worst en een bos bloemen: een besef dat ik werd gewaardeerd om iets kostbaars dat de christelijke gereformeerde kerken ook kunnen verliezen. Gelukkig is de kerk van Christus. Het kerkelijk zegel verbeeldt de brandende braamstruik, met de tekst: ‘En toch niet verteerd.’ Dat is Gods trouw. Nu hopen dat we elkaar niet verteren.

Als deze column verschijnt, is de eerste zittingsweek van de christelijke gereformeerde synode onderweg. Allerlei inleidende beschietingen hebben plaatsgevonden en fronten kunnen maar zo verharden. Intussen hoop ik op een variant van het Brummelkampscenario. Anthony Brummelkamp, een van de vaders van de Afscheiding, was soms bij het beklimmen van de preekstoel van plan om de mensen eens flink de waarheid te zeggen. Maar als hij eenmaal boven was en de mensen zag, begon hij altijd maar weer met hen te troosten. Hopelijk zien de broeders elkaar zo in de ogen. Als dat in Bergentheim kon, waarom dan in Nunspeet niet?

Brexit

Mijn stukje in De Wekker van vandaag.

Het lijkt wat vreemd om in een rubriek over de actualiteit van het gereformeerd belijden de Brexit aan de orde te stellen. Actueel is het thema zeker, en als de voortekenen niet bedriegen blijft het dat nog wel even, maar wat heeft de confessie daarmee te maken? 

Er is maar één gebod waarbij de Heidelbergse Catechismus spreekt over de ‘eigen werken van de duivel’, en dat is het negende, over liegen en bedriegen (v.&a. 112). Met de typering van het negende gebod als ‘vals getuigenis geven’ en ‘woorden verdraaien’ is de Heidelberger geweldig actueel. Wij leven immers in een tijd van desinformatie, regelrechte leugens en leiders die met die leugens weg komen. De beloften die in de Leave-campagne werden gemaakt, klonken altijd al absurd: na vertrek uit de Europese Unie zou Groot-Brittanië elke week een compleet ziekenhuis kunnen bouwen van het geld dat overbleef. Het gevolg van loze beloften was dat er nog meer gedraaid moest worden. Politici verdraaiden nu niet alleen de woorden van de ander, maar ook hun eigen vroegere stellingen (‘zó heb ik dat niet gezegd’). 

Waarom zijn dit typisch werken van de duivel? Het woord ‘duivel’ komt van ‘diabolos’, dat is degene die alles door elkaar werpt. En een rommeltje is het inmiddels in Groot-Brittanië; de knoop lijkt haast niet te ontwarren.

Toch werd er ook iets anders zichtbaar. Zoals Trump tot nu toe door de democratische instituties van de Verenigde Staten wordt getemd, zo werd de drieste poging van Boris Johnson om zonder deal de EU te verlaten, gedwarsboomd door het hooggerechtshof en door het parlement (in het bijzonder de voorzitter, John Bercow). Die instituties zijn een neerslag van eeuwen traditie in christelijk Europa, waardoor recht en gerechtigheid worden gediend. Het recht ligt niet eenvoudigweg bij degene die de macht heeft; het recht functioneert als tegenover van de macht. Zo was het al onder Israël, en de christelijke traditie heeft hier steeds naar gezocht. Het negende gebod staat dan ook niet zonder reden in de context van de rechtspraak: het richt zich immers tegen het valse getuigenis. 

Het is wel de vraag of de instituties het duurzaam zullen houden tegen het geweld van leiders in een tijd post-truth (voorbij de waarheid). We krijgen de rekening gepresenteerd van de postmoderne gedachte dat er geen objectieve waarheid is, maar dat ieder zijn eigen waarheid moet vaststellen. Als dat zo is, blijft alleen de brute macht over om jouw waarheid door te zetten. De waarheid zelf is dan gesneuveld. 

In onze tijd zullen gereformeerde christenen zich graag willen inzetten voor recht en gerechtigheid, ook in de instituties die onze samenleving structuur geven. In vroegere eeuwen waren er eminente calvinistische juristen. Vandaag zijn ze ook meer dan welkom.

Nu vindt de Brexit aan de andere kant van het Kanaal plaats. Al zullen de gevolgen ook bij ons wel voelbaar zijn, het is toch een beetje ver van ons bed. Toch is de Brexit een uitvergroting van de problemen van onze cultuur. Misschien ook wel van de kerk. Polarisatie gaat de kerk niet voorbij, en karikaturen zijn dan niet ver weg. Liever nog dan in de staat werkt de duivel in de kerk. Wie de naam van de ander niet hoog houdt, heeft waarheid en recht onvoldoende lief. Dus zijn we verplicht om tot het uiterste te gaan om de ander te begrijpen en recht te doen.

Recht doen betekent: passend antwoorden op de realiteit. Gelukkig is die realiteit niet onze eigen constructie, maar Gods werkelijkheid. God roept de dingen in aanzijn, God oordeelt wat waar is. Die ander, die een tegenstander leek, blijkt mijn naaste te zijn. Eigen denkbeelden moeten worden bijgesteld. De meerderheid drukt de minderheid niet weg, maar zoekt in liefde naar wat het beste is voor iedereen. Wie dat laatste vergelijkt met de Brexit-mentaliteit van alles of niets, ziet hoe diep de crisis is. Niet alleen in het Verenigd Koninkrijk.

Introductie studiedag ‘Lezen en laten lezen’

Op de studiedag naar aanleiding van mijn boek Lezen en laten lezen gaf ik een korte introductie.

Eerst liet ik een fragment horen: ‘Sicut cervus’ van Palestrina.

‘Sicut cervus’ – een filmpje van dit motet van Palestrina lijkt me een passende opening voor deze dag. Het speelt de afgelopen weken door mijn hoofd en hart. Dat heeft een aantal redenen:

  1. Het is een Schriftwoord, en nog wel uit de Psalmen. Zoals een hert verlangt naar de waterbronnen, zo verlangt mijn ziel naar U, o God. Zo zijn de Psalmen bedoeld: om gezongen, gebeden te worden, om verinnerlijkt te worden. En dat verlangen naar God – dat breng ik niet zelf mee, maar het wordt wakker en het wordt gevoed juist door het zingen van de Psalmen.
  2. Wie mijn boek gelezen heeft, weet dat het muzikale voor mij erg belangrijk is. Het komt erop aan dat de waarheid van de Schrift gaat resoneren in de ziel, dat we afgestemd raken op de melodie die in de Schrift klinkt.
  3. Dit filmpje is gemaakt in de Bovenkerk, de 12e eeuwse gothische kruisbasiliek die boven de stad Kampen, mijn woonplaats, uittorent. Eeuwenlang is Gods lof er gezongen, Gods Woord verkondigd. Sinds enkele jaren worden er geen zondagse erediensten meer gehouden… En die pijn voel ik bij elke evensongdie er door het koor gezongen wordt. Wie die kou van de secularisatie niet om het hart slaat, heeft volgens mij nog niet begrepen in wat voor tijd we leven.
  4. Mijn oudste en jongste zoon zingen bij het Kampen Boys Choir dat u in dit filmpje zag. Er moet natuurlijk ook geoefend worden en dus heb ik dit motet nogal eens gehoord. Vandaar dat het me door het hoofd speelt. Zoals zij door herhaling maken dat dit motet door mijn gedachten speelt, zo hoop ik dat ze bij ons thuis en in de kerk de melodie van de Schrift meekrijgen en de toonhoogte van het geloof. Het gaat om een nieuwe generatie: wat krijgt die mee van de omgang met de Schrift? Hopelijk meer dan alleen dat er over de Bijbel veel gediscussieerd wordt. Het gaat om de levende, verborgen omgang met de levende God.

Daarom dus het boek dat de aanleiding vormt voor deze studiedag.

Laat ik allereerst zeggen dat ik dankbaar en verwonderd ben over wat dit boek tot nu toe doet en betekent. Ik heb het in korte tijd geschreven tijdens een mini-studieverlof in Emden. De kerkelijke situatie, waarin veel discussie is over de interpretatie van de Bijbel rondom een paar hete hangijzers, vormde de aanleiding om dit boek even voorrang te geven boven academische verplichtingen. Blij verrast was ik met de eerste recensies in het Friesch Dagblad en in Trouw. Met een paar mensen wilde ik wel een minisymposium houden. Toen benaderde William den Boer mij of er geen studiedag van te maken viel – in de hoop dat het een beetje aan zou slaan. En hier zijn we dan. Ik ben dankbaar dat wat ik meen te moeten zeggen, gelezen en overwogen wordt.

Graag wil ik een paar dingen toelichten bij de aftrap van deze dag, door op een paar vragen in te gaan die ik vaker als reactie op dit boek kreeg en door heel kort te schetsen waar het mij om ging en gaat.

In reactie op vragen

Hete hangijzers

Ten eerste. Ik open het boek met de hete hangijzers van de vragen rondom schepping & evolutie, homoseksualiteit en vrouwelijke ambtsdragers, schrijf letterlijk ‘vandaar dit boek’ en vervolgens los ik die kwesties niet op. Hoe zit dat? Het is een heel bewuste keus geweest om in dit boek die kwesties zo veel mogelijk te laten liggen – anders zou de discussie over het boek zich ogenblikkelijk op die actuele punten (en op die alleen) hebben geconcentreerd. Ik wilde nu juist een spade dieper, naar heel onze omgang met de Bijbel. Daar zit namelijk mijn zorg: we vergeten onze ziel maar zo. Natuurlijk betekent dit niet dat ik die actuele punten onbelangrijk zou vinden of dat ik zou menen dat je met de Schrift in de hand daarover niets kunt zeggen. Wat een vreemde gedachte zou dat zijn. Mijn punt is dat als je direct op hot issues afgaat, je de diepte die ik in dit boek zoek, maar zo gaat missen. Vandaar dat ik me heb ingehouden.

Nu had ik me over evolutie en christelijk geloof (of over de relatie natuurwetenschap en theologie) al eerder uitgesproken, dus die positie komt af en toe wel aan de oppervlakte in het boek. Op dat punt bevat dit boek niets nieuws – en toch ging de recensent van het Reformatorisch Dagblad juist hier op in, om een creationistisch punt te maken. Hoeveel te meer zou dat gebeurd zijn als ik iets over andere thema’s had gezegd?

Dat geeft mij te denken. De vraag ‘wat dunkt u van vrouwelijke ambtsdragers’ of ‘wat dunkt u van evolutie’ lijkt wel meer gewicht te krijgen dan de vraag ‘wat dunkt u van de Christus?’

Gelukkig is er een heel boek over christelijk geloof en evolutie verschenen, waarover op 29 november een studiedag gehouden wordt. Dus vandaag hoeven we het er niet meer over te hebben…

Methode

Ten tweede kreeg ik van sommige collega’s de vraag of ik tegen elke vorm van methode ben. Nee, dat ben ik niet (en ik was zelfs een beetje verbaasd over de vraag). Ik denk alleen dat de waarheid waar het in de Bijbel om gaat niet langs methodische weg te bereiken is. Natuurlijk moeten we exegetische methoden gebruiken, wat mij betreft het hele palet en zonder reserve. Maar omdat Jezus Christus de waarheid in persoon is, de waarheid die vrij maakt en die op ons toe komt, hebben wij geen stappenplan in handen om die waarheid ons eigen te maken. Intussen zal het natuurlijk zonder zindelijke exegese niet gaan. Tot mijn verdediging wijs ik op de manier waarop ik in paragraaf 6.3 1 Petrus 3 heb gelezen. Volgens mij vindt daar exegese plaats, waar je op exegetisch niveau over kunt discussiëren, maar het toelaten van de vragen en weerstanden die je ervaart bij het lezen van zo’n tekst, kan helpen om de betekenis voor vandaag te ervaren.

Goed, over deze twee punten zal het vandaag ongetwijfeld nog verder gaan.

De kern van het boek

Maar laat me nu nog drie punten aanduiden waarin volgens mij de kern van het boek ligt.

Drievoudige bewogenheid

In de eerste plaats: de drievoudige bewogenheid van God zelf. Verschillende recensenten hebben opgemerkt dat de ziel als resonantieruimte voor mij van groot belang is – daarin volg ik Gerard Visser (en ik ben erg benieuwd naar wat hij te zeggen heeft over de manier waarop ik mijn zijn gedachten omga). Wat nog niet zo veel is opgemerkt, is dat de bewogenheid van onze ziel voor mij haar oorsprong vindt in Gods bewogenheid (146). God is niet alleen maar één, zoals in de islam. Ook in de Westerse theologische traditie is de eenheid van God vaak sterk benadrukt: hier passen de Augustijnse traditie en de Aristotelische metafysische traditie goed bij elkaar. God is echter voluit de drie-enige: er spanning tussen de Vader en de Zoon, die in het kruislijden ten hoogste oploopt. Vader en Zoon zijn nooit zonder elkaar, maar ze zijn ook niet de ander. Er gebeurt wat tussen hen. Daarmee is gezegd dat de geschiedenis er voor God toe doet, dat Hij zich laat raken door mensen: als wij Hem afwijzen, én als wij Hem liefhebben. Zoals de Duitse theoloog Isaac August Dorner zei: de wereld is een ‘goed’ voor God. Als ik ergens een stap bij de calvinistische traditie vandaan doe (en sommige recensenten vrezen wel dat ik dat doe), dan niet ten aanzien van de scheppingsleer en al helemaal niet ten aanzien van het gezag van de Schrift – maar wél hier, in de triniteitsleer die voor mij het hart van de Godsleer vormt. Calvijn wordt niet moe, te onderstrepen dat God eigenlijk geen ogen en oren heeft, en eigenlijk geen passiones kent, geen emoties. Logisch, want e-motie is een vorm van motio, van beweging, en beweging veronderstelt een ruimte waarin bewogen wordt, dus wie beweegt, is niet alomtegenwoordig en is niet god. Basale aristotelische metafysica.

Volgens mij biedt de triniteitsleer de mogelijkheid om vol te houden dat God zowel boven de geschiedenis staat als in de geschiedenis ingaat. Dat is de incarnatie. Daardoor is er echte interactie mogelijk. Over God moeten we dan ook niet meer spreken buiten Jezus Christus om, zoals Paulus ons al leert. Dus is God voluit bewogen, niet alleen in de richting van ons mensen, maar ook in zichzelf. God is liefde. Kees van der Kooi heeft in een korte recensie voor de website van de uitgever wat mij betreft de spijker op zijn kop geslagen als hij een zin citeert en die ‘niets minder dan een programma’ noemt: ‘De zuurdesem van de onbewogenheidstraditie moet uitgezuiverd worden uit het Godsbegrip en dus ook uit het bijbellezen’ (152). Dat is het inderdaad.

De komende Christus

Het tweede is de concentratie op de komende Christus. Noordmans zegt, wat mij betreft terecht, dat als de Bijbel een titel zou krijgen, dat ‘Hij komt’ zou moeten zijn. Wij lezen de Bijbel in de tijd, in onze levenstijd, die we als een doorlopend heden ervaren. Van de dood weten we dat hij komt; als existentiële mogelijkheid is hij in elk ogenblik aanwezig. Er is echter hoop, omdat Jezus Christus komt om alle dingen nieuw te maken. De Schrift lezen is dus niet allereerst een tekst tot je nemen, maar je stellen in het krachtenveld van de Geest. Wij hebben de inspiratie van de Schrift vaak te veel betrokken op de oorsprong van de Schrift, de manier waarop de Schrift tot stand is gekomen. Dat aspect is er ook, maar er is meer. De Schrift is door de Geest doorademd, die de Geest van de levende Christus is. Die Geest komt vanuit Gods toekomst op ons toe, om ons daarop te richten en Christus te leren verwachten. Die hoop houdt de christelijke gemeente gaande. Daarbinnen functioneert de omgang met de Schrift als de stem van de levende God. Dus klinkt de Schrift als belofte: een woord waar toekomst achter zit, waar een persoon achter staat. De concentratie op die persoon helpt om de reductie te voorkomen van het rationalisme, dat de werkelijkheid terugbrengt tot rationele modellen.

Bevinding

Het derde hangt met de eerste twee nauw samen. Ik zie mijn boek als herbronning van de bevindelijke traditie. Opvallend genoeg is dat vooral opgepakt door recensenten en journalisten buiten wat traditioneel de bevindelijke stroom wordt genoemd. Ik heb me afgevraagd of de goede verkoop van mijn boek te verklaren valt uit verlangen naar een echt gereformeerde, echte ervaring van het geloof. Intussen is het me niet ontgaan dat juist in kringen van het Reformatorisch Dagblad en daaromtrent mijn boek niet per se met gejuich is ontvangen. Maar waarom niet? Als ik het goed zie, spelen er drie dingen. Allereerst het creationisme dat ik niet belijd. Vervolgens: ik haal wel Bonhoeffer aan, maar te weinig auteurs uit de Nadere Reformatie (zo schrijft Mart-Jan Paul in het RD). Ten derde vermoed ik een koudwatervrees voor ‘hermeneutiek’, soms ingekleurd als ‘de nieuwe hermeneutiek’. Dit stelt me nog niet gerust als het gaat om de bedreiging van het bevindelijke leven, die ik zie. De rationalisering en de secularisering gaan door, ook in reformatorische kring: een streven naar beheersing en het afwenden van gevaren. Terwijl we leven temidden van gevaren alleen de levende God ons kan redden. Van onszelf zijn we in geestelijke zaken immers blinder dan mollen, om toch nog maar een keer Calvijn aan te halen (Inst. 2.2.18). Tegen het rationalisme blijf ik een pleidooi houden voor bevindelijk Bijbellezen, met verwachting van de komende Christus. Van mij mogen de zogenaamde ‘bevindelijken’ intussen wel wat bevindelijker worden. Ik hoop op een mooie studiedag.

Filmpjes per hoofdstuk ‘Lezen en laten lezen’

De uitgever van mijn boek Lezen en laten lezen heeft mij uitgedaagd om per hoofdstuk een samenvatting van maximaal anderhalve minuut te geven. Wie het boek nog niet las, kan er zo een indruk van krijgen. Wie het wel gelezen heeft, kan deze filmpjes als ultrakorte samenvatting kijken. Zie deze link.

Eenheid

Collega Herman Selderhuis hield een lezing over de ‘crisis’ in de CGK, waarin hij pleitte voor het gebruik van de ‘pauzeknop’. Hij waarschuwt voor het nemen van besluiten waardoor de Christelijke Gereformeerde Kerken het point of no return voorbijgaan en een breuk onafwendbaar wordt. Een van de aanleidingen voor zijn hartekreet is het besluit van de samenwerkingsgemeente van Nieuwegein om de ambten voor vrouwen open te stellen en besluitvorming op de generale synode niet af te wachten. Ik neem aan dat hij met de ‘pauzeknop’ op dit soort besluiten doelde. Het gaat om het bewaren van de eenheid, want we willen elkaar niet kwijt. (Overigens is het goed om niet alleen af te gaan op krantenverslagen, maar ook de tekst van Selderhuis zelf te lezen, om misverstand te voorkomen).

Intussen is de discussie ontbrand, of nog verder opgelaaid. Over vrouwelijke ambtsdragers, over culturele verschillen, over het kerkbegrip, over de relatie plaatselijk en landelijk in een gereformeerd kerkverband. Zie de stevige bijdragen van collega’s Peter van Dolderen en Bert Loonstra bijvoorbeeld, beiden in drie afleveringen. Beiden nemen ze fair en beargumenteerd een positie in, tegengesteld aan wat Selderhuis zei.

Polarisatie

Ik zie hier een dynamiek die ik herken van het werk van Bart Brandsma, van de website Polarisatie.nl. Hij stelt dat om polarisatie te verminderen er vooral goede gesprekken in het midden gevoerd moeten worden. Zolang partijen positie kiezen en elkaar bestrijden, neemt de polarisatie toe. Wie in het midden staat, voelt zich haast gedwongen om partij te kiezen vóór het ene uiterste of voor het andere uiterste, waardoor de polarisatie toeneemt. Either you are with us, or you are with the terrorists, zei George W. Bush op 20 september 2001 – wie zo spreekt, polariseert. Polarisatie en polemiek hebben hun eigen dynamiek, en voor je het weet zijn de tegenstellingen aangescherpt. Dat lijkt me geen verstandige route naar de komende generale synode van de CGK.

Natuurlijk ben ik niet tegen stevige theologische discussie. Die moet er zijn, en ik wil daaraan ook graag een bijdrage leveren (het is mijn werk om dit soort discussies te voeren, immers). Maar volgens mij is de eerste stap die gezet moet worden, het werken aan begrip voor wat de ander beweegt. Ik zie namelijk momenteel in de kerk gebeuren wat je in de samenleving al een tijdje langer ziet: mensen leven in hun eigen bubbel en begrijpen de logica van de ander niet eens meer. Dan zijn de karikaturen niet ver weg (in de politiek: ‘fascisten’ of ‘de linkse kerk’) en escaleer je versneld naar een gepolariseerde situatie. Ik ben er diep van overtuigd dat bijvoorbeeld Bert Loonstra en Peter van Dolderen dat helemaal niet willen; ik wil het ook niet. Daar hebben we dus een gemeenschappelijke basis. Het lijkt mij van belang om vanuit die gemeenschappelijke basis te werken.

Begrip voor wat de ander beweegt dus. Daarbij gaat het niet allereerst om standpunten, maar om drijfveren, concerns. Waar gaat het je uiteindelijk om, wat drijft je? Ik wil in dit blog een poging wagen om bij te dragen aan een goede stemming, aan een voedingsbodem van begrip, zodat de positiekeus en besluitvorming op basis daarvan kan groeien en bloeien. Ik verwacht dat sommige mensen dit hopeloos naïef zullen vinden, want de posities zijn toch al ingenomen en mensen gaan heus niet naar elkaar luisteren omdat er iemand in Apeldoorn #doeslief zegt. Ik weiger dat cynische verhaal te geloven, juist in de kerk van Jezus Christus. We zijn immers aan elkaar gegeven.

Samenwerkingsgemeenten

Het lijkt mij belangrijk om de nood die samenwerkingsgemeenten ervaren, serieus te nemen. Het besluit van de CGK-synode om ambtsdragers die tot een ander kerkverband behoren, geen stemrecht te geven op de classis, werd ervaren als een gebrek aan vertrouwen. Temeer omdat de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt er veel royaler in zijn. Een ambtsdrager functioneert immers voluit in een kerkelijke gemeente, onafhankelijk van het kerkverband waartoe de mensen behoren die aan zijn zorgen zijn toevertrouwd. Waarom kan hij dan niet ‘gewoon’ afgevaardigd worden naar de classis? Er zijn kerken die nooit anders zijn geweest dan een samenwerkingsgemeente. Ooit werden ze opgericht met het vooruitzicht van kerkelijke eenheid. Die is er nooit gekomen. Die teleurstelling laat zich voelen.

Als ik me niet vergis, heeft vooral de afwijzing van de plannen om te komen tot een Gereformeerde Theologische Universiteit, een fusie van ‘onze’ opleiding in Apeldoorn met de TU Kampen, mensen teleurgesteld. Misschien nog wel meer dan het besluit rondom homoseksuele relaties. Het beeld kan ontstaan dat de generale synode wordt beheerst door behoudende krachten en dat er omwille van de eenheid van het kerkverband nooit iets kan veranderen. Inmiddels hebben, na de Nederlands Gereformeerde Kerken, ook de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt de ambten opengesteld voor vrouwen, en als je er zelf innerlijk van overtuigd bent dat dat een goede weg is, kan ik me voorstellen dat je niet vrolijk wordt van het vooruitzicht van een discussie op een synode, die je tevoren toch al kunt uittekenen. De synode van 2019 zal een commissie instellen, die in 2022 rapporteert, waarna er herzieningsverzoeken zullen komen die in 2025 zullen worden behandeld. Dat lijkt de snelste route…

Volgens mij zou er al veel gewonnen zijn als samenwerkingsgemeenten de nodige empathie ervaren van collega’s en broeders in andere kerkelijke gemeenten. Daarbij is de context van een gemeente in Nieuwegein ook totaal anders dan die van een van de CGK’s op Urk. Dat maakt verschil. Dat samenwerkingsgemeenten allereerst willen doen wat goed is voor hun plaatselijke gemeente in hun eigen context, lijkt me een helder belang. Bovendien is de situatie echt veranderd ten opzichte van 1998: als de CGK toen vrouwelijke ambtsdragers had toegestaan, was er een groot probleem geweest met de GKv, die daar indertijd faliekant op tegen waren. Inmiddels is de kerkelijke context compleet anders.

Kerkelijk denken

Aan de andere kant lijkt het me van belang om begrip te hebben voor de gedachte dat kerkelijke afspraken niet zomaar kunnen worden opgezegd. Na jarenlange studie hebben de kerken een standpunt ingenomen over de (on)mogelijkheid van vrouwelijke ambtsdragers (in 1998). Dan mag je toch van elkaar verwachten dat je je aan de gemaakte afspraken houdt, en dat je ten minste de kerkelijke weg bewandelt als je iets anders besloten zou willen zien? Niet om de handtekening van ambtsdragers onder het verbindingsformulier te gebruiken als was het een wurgcontract, maar juist met het oog op de goede broederlijke omgang. Het is nog niet zo lang geleden dat de GKv de ambten voor vrouwen openstelden, en de kerken als geheel hebben nog helemaal niet de kans gehad, zich erover uit te spreken. Het is een gezonde vorm van kerkelijk denken om niet alleen te denken in termen van wat je plaatselijk zou willen, maar om ook rekening te houden met anderen. Ook omdat je niet in je eentje alle wijsheid bezit; meer kerken weten meer dan één.

Intussen kan ik me ook voorstellen dat mensen huiverig zijn voor een nieuwe benadering van de Bijbel waarbij onze cultuur de doorslag gaat geven voor wat de Bijbel nog mag zeggen. Dat is natuurlijk een karikatuur, maar het onderliggende belang is de eerbied voor het Woord van God en het belang van gehoorzaamheid aan de levende God. Het is compleet legitiem dat mensen en kerken zich zorgen maken als ze anderen een weg zien inslaan waarvan ze overtuigd zijn dat die niet spoort met de gehoorzaamheid aan de levende God, die ons zijn Woord gegeven heeft. Dat kan niet eenvoudigweg als conservatisme worden afgedaan. Tegelijkertijd mag van wie zich op de Schrift beroept, verwacht worden dat hij ook openstaat voor een nieuw verstaan van de Schrift. Dat is óók een kwestie van Schriftgezag.

We zijn aan elkaar gegeven

Het lijkt mij van belang om voortdurend naar elkaar te blijven luisteren en niet terug te vallen op karikaturen van de ander. Het slechtste wat er kan gebeuren is dat wantrouwen richting een synode enerzijds gepaard gaat met beheersingsdrang uit wantrouwen tegen nieuwe geluiden anderzijds. Dat de een de ander beschuldigt van ongebreideld autonomiedenken en de ander de een van dom conservatisme. Zo wordt het natuurlijk niet uitgesproken, maar ik vrees dat het soms zo wel wordt gedacht.

Het is in dat licht fundamenteel dat we aan elkaar gegeven zijn. We zijn van Christus. Niet alleen willen we elkaar niet kwijt, we kunnen dus ook niet van elkaar af, omdat Christus ons aan elkaar verbindt. De principiële eenheid van de kerk is gebaseerd op de eenheid van Christus. Zo houden we het al vol sinds 1834 en 1892, met alle gebrekkigheid die daarbij hoort. Wie er anders over denkt, is dus geen tegenstander, maar een geliefde broeder in Christus.

Zou het misschien kunnen zijn dat we degene met wie we het meest van mening verschillen, het hardste nodig hebben? Dat verklaarde tegenstanders van vrouwelijke ambtsdragers het nodig hebben om te horen dat in onze tijd mensen het echt niet begrijpen als vrouwen niet voluit mee kunnen doen – en dat dat ook Bijbels is? Dat wie nu direct vrouwelijke ambtsdragers wil aanstellen, moet horen dat de Bijbel en de katholieke christelijke traditie rekenen met een principieel verschil tussen mannen en vrouwen, juist ten aanzien van de ambten? Het is niet gemakkelijk om dit soort gedachten toe te laten, met name niet wanneer we (mede onder invloed van onze ‘bubbel’) een bepaald standpunt vanzelfsprekend zijn gaan vinden, en het andere een beetje achterlijk, of ontrouw aan de Bijbel.

Zo’n openheid vinden werkt verootmoedigend, dat wil zeggen: vernederend. Niet langer is de ander het probleem, maar ik ben het zelf. Wij zijn het zelf. Wij zijn zondaren, die Christus nodig hebben en die elkaar nodig hebben. Enkel op die basis kan er een vruchtbaar gesprek plaatsvinden. Volgens mij is dit wat collega Selderhuis bedoelde. Iedereen ging af op die ‘pauzeknop’, maar in de tekst van lezing staat er direct na wat hij ermee bedoelt: ‘ga met elkaar in gebed en dan in gesprek.’ Dat is geen dooddoener om overheen te lezen, maar dat is de kern van de zaak.

Het gaat wel ergens over

Maar het gaat wél ergens over… Relativeer je niet te veel als je open in gesprek gaat? Staan het Schriftgezag en de gereformeerde belijdenis niet op het spel? Zeker is dat het geval, en juist daarom hebben we elkaar zo hard nodig – omdat iedereen kan dwalen. En belangen kunnen ook onzuiver zijn. Als het ons alleen zou gaan om een streven naar gelijkheid à la de liberale mainstream in ons land, is dat helemaal mis. En het doet er toe hoe we de Schrift lezen. Wat mij betreft is het allereerst nodig om gelovig met de Schrift om te gaan (ik ben zo vrij om te wijzen op mijn nieuwe boek waarin ik een poging doe om dat gelovig omgaan met de Bijbel onder woorden te brengen).

Intussen liggen er spannende vragen genoeg, ten aanzien van de de manier waarop we de Bijbel lezen, de leer aangaande de kerk, de ambtsleer, visie op het kerkverband in een veranderende cultuur. In dit blog ging het me echter in de eerste plaats om de grondhouding: de bereidheid om naar elkaar te luisteren omdat we aan elkaar gegeven zijn.

Sponsortocht TUA voor Frankrijk

Op 6 juli, aan de vooravond van de Tour de France, fietsen studenten, docenten en onderwijsondersteunend personeel van de TUA een sponsortocht om Frans theologisch onderwijs te ondersteunen. Het gaat om 207 kilometer van Zierikzee, via Noordeloos, naar Apeldoorn.
Uw gift (fiscaal aftrekbaar) is meer dan welkom op NL33 INGB 000 5281 561 t.n.v. TUA o.v.v. ‘Oertoer’. Nadere informatie is hier te vinden.
Later deze week bezoek ik de synode van het kerkverband UNEPREF in Frankrijk. Daar zal ik ook over deze actie vertellen. Het zou mooi zijn als de teller dan al ruim boven de 5000 euro zou staan…
DSC_0044.jpg